In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 14 maart 2017, wordt de schending van de hoorplicht door de Inspecteur in een vennootschapsbelastingzaak behandeld. De belanghebbende, [X] bv, had bezwaar gemaakt tegen aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2002 en 2003. De Inspecteur had de bezwaren ongegrond verklaard zonder de belanghebbende te horen, wat in strijd is met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Gelderland had eerder de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd. De belanghebbende stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar bezwaren mondeling toe te lichten, wat haar recht op een eerlijk proces in gevaar bracht.
Het Hof oordeelt dat de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden en dat dit verzuim niet zonder meer kan worden genegeerd. Het Hof past de bestuurlijke lus toe, wat inhoudt dat de Inspecteur de gelegenheid krijgt om het gebrek in de uitspraken op bezwaar te herstellen. Het Hof stelt een termijn van acht weken in om de belanghebbende alsnog te horen en om te rapporteren over de uitkomsten van dit hoorgesprek. De beslissing van het Hof houdt verder iedere beslissing aan, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke bezwaren van de belanghebbende. Deze tussenuitspraak is openbaar gemaakt en kan niet worden aangevochten.