[appellant] voert het verweer dat zij niet zichzelf heeft verbonden maar de opdracht heeft gegeven namens [bedrijf 3]
Hierover oordeelt het hof als volgt. Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden (zoals [appellant] ten verwere aanvoert), hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden; een bevestigend antwoord op deze vraag wordt niet uitgesloten door de omstandigheid dat die ander wist dat degene met wie hij handelde, dit ten behoeve van een opdrachtgever deed, aldus vaste rechtspraak, ingezet met HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877. [geïntimeerde] heeft haar opdracht per e-mail van 30 januari 2015 met het onderwerp “ [naam] ” aan [appellant] als volgt bevestigd:
“De opdracht luidt om [bedrijf 3] , voor wie u als tussenpersoon optreedt, met raad en daad bij te staan in het kort geding tegen dhr. Terlouw.
(…)
Het reguliere uurtarief bedraagt € 295,-- (2014). U ontvangt een rebate van 15% op mijn gedeclareerde salaris.
(…)
Ter dekking van het onderhanden werk verzoek ik u vandaag of morgen een voorschot van € 5.000,-- te storten (…) ”.
Dat [appellant] als tussenpersoon optrad voor [bedrijf 3] is niet doorslaggevend voor het antwoord op de vraag wie als contractuele wederpartij van [geïntimeerde] heeft te gelden, omdat het optreden van [appellant] als tussenpersoon niet zonder meer impliceert dat zij handelde in naam van [bedrijf 3] Aan [appellant] kan worden toegegeven dat [geïntimeerde] , advocaat, dit beter had kunnen en moeten opschrijven, maar anderzijds kan er ook niet aan voorbij worden gezien dat het scheppen van duidelijkheid op dit punt ook van [advocaat] van [appellant] mocht worden verwacht, nu deze in het verleden advocaat was geweest. [appellant] heeft het voorschot van € 5.000 aan [geïntimeerde] voldaan. [geïntimeerde] heeft haar vervolgens facturen toegezonden van 6 februari 2015 ad aanvullend € 1.976,85, van 6 maart 2015 ad € 1.597,05 en van 13 maart 2015 ad € 754,77, alle gericht aan [appellant] , handelend onder de [bedrijf 4] , ter attentie van [advocaat] . Tegen die tenaamstelling en de omvang van deze facturen heeft [appellant] niet aanstonds bezwaar gemaakt. De tenaamstelling bestrijdt zij pas voor het eerst in deze procedure.
[geïntimeerde] had met [appellant] afgesproken dat haar een korting toekwam van 15% over het uurtarief, aangeduid als: rebate. Om voor [appellant] ’s achterman [bedrijf 3] die provisie niet helder te maken, heeft [geïntimeerde] op haar voorstel de facturen gericht aan [appellant] . [appellant] heeft op eigen facturen haar opdrachtgever [bedrijf 3] doorbelast.
Onder deze gegeven omstandigheden mocht [geïntimeerde] erop vertrouwen dat [appellant] , al handelde zij als tussenpersoon in opdracht en ten behoeve van haar achterman [bedrijf 3] , zelf jegens [geïntimeerde] als opdrachtgever wilde optreden en niet heeft beoogd te handelen in naam van haar achterman. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat [geïntimeerde] in het kader van de voorbereiding van het kort geding rechtstreeks aan [bedrijf 3] inlichtingen heeft gevraagd en van haar heeft ontvangen.
De conclusie moet dan ook zijn dat [appellant] geldt als opdrachtgever van [geïntimeerde] , zodat grief 1 wordt verworpen.