Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster] ,
verzoekers in hoger beroep,
[de biologische vader] ,
hierna te noemen: de biologische vader,
advocaat mr. M. Janse te Apeldoorn.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die geboren is in 2009. De ondertoezichtstelling was aanvankelijk ingesteld door de kinderrechter op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, omdat de minderjarige in haar ontwikkeling ernstig werd bedreigd. De ouders, de moeder en de juridische vader, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 13 september 2016 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling werd opgelegd voor de duur van twaalf maanden. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. D.G. Nagel.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2017 is gebleken dat de ouders inmiddels stappen hebben ondernomen om de minderjarige voor te lichten over haar afstamming. Dit was een belangrijk punt, aangezien de Raad had geadviseerd dat deze voorlichting essentieel was voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders, met hulp van een psycholoog, de voorlichting hebben gegeven en dat de samenwerking met de biologische vader ook wordt overwogen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de redenen voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn, omdat de ouders nu in staat zijn om de minderjarige op een verantwoorde manier voor te lichten. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor de periode tot heden, maar vernietigd voor de periode vanaf heden, en het verzoek van de Raad tot voortzetting van de ondertoezichtstelling afgewezen.