In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 13 januari 2017 de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en de besloten vennootschap Permar Energiek B.V. heeft ontbonden. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij het verzoekschrift op 11 april 2017 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2017 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. [verzoeker] verzocht het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en om Permar te veroordelen tot betaling van het salaris over maart 2017 en vanaf 1 april 2017, alsook om de arbeidsovereenkomst te herstellen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2017 rechtmatig was en dat er geen grondslag was voor de door [verzoeker] gevraagde (door)betaling van het salaris na deze datum. Het hof heeft de beroepsgronden van [verzoeker] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 716,- aan griffierecht en € 1.788,- voor salaris advocaat. De beschikking is gegeven op 22 augustus 2017 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.