Uitspraak
appellante,
Rabobank,
wonende te [A] ,,
verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna:
[verweerder],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ter griffie ontvangen op 21 februari 2017;
- het verweerschrift (met producties), ter griffie ontvangen op 7 april 2017;
- de mondelinge behandeling d.d. 5 oktober 2017, waarbij de advocaten van partijen het woord hebben gevoerd.
3.De vaststaande feiten
2 (2.1 tot en met 2.22) van de aangevallen beschikking, aangevuld met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
€ 78,30 is ontvangen, is een nieuwe schademelding gedaan omdat de hele telefoon kapot was. In dat verband heeft [verweerder] de telefoon op 3 november 2015 ingeleverd. Op
17 november 2015 heeft de vader van [verweerder] de bevestiging van Univé ontvangen dat in verband met deze laatste schade een bedrag van € 595,- wordt uitgekeerd, welk bedrag op
18 november 2015 is overgemaakt op de bankrekening van de vader van [verweerder] .
“(…) Meneer is geconfronteerd met de transactie van € 3000,- die heeft plaatsgevonden op zijn rekening.De heer [verweerder] geeft aan dat hij dit had geconstateerd en dacht een mooie meevaller te hebben gekregen. Hij heeft inderdaad zijn paslimiet verhoogd en wilde het bedrag opnemen. Toen meneer volgens eigen zeggen bij de pinautomaat stond kwam hij erachter dat zijn pas was verloren.Hij kon niet aangeven waar het bedrag afkomstig van was en kent de persoon niet die de overboeking heeft uitgevoerd.Meneer heeft na ons telefoongesprek van 12 november via mobielbankieren aangegeven dat zijn pas is verloren en heeft deze laten blokkeren. In het gesprek van 17 november is hem gevraagd waarom hij de pas heeft vervangen en laten blokkeren na ons telefoongesprek in plaats van tijdens het telefoongesprek van 12 november. Meneer gaf aan dat hij er toen weer aan dacht en dit daarom toen pas heeft uitgevoerd. Over het veelal bekijken van zijn saldo via mobielbankieren heeft meneer ook een verklaring. Hij verwachte geld van een uitkering naar aanleiding van schade van zijn telefoon en vakantiegeld voor zijn schildersbedrijf.Meneer is achteraf blij dat hij het geld niet heeft opgenomen en beseft dat hij anders fout was geweest.(…)Op 24-11 is er telefonisch contact geweest met de heer [verweerder] over de voortgang van zijn aangifte. Hierbij heeft meneer aangegeven dat de politie een onderzoek heeft ingesteld en dit eerst wil afronden voordat hij aangifte kan doen. De rekeningen van meneer zijn geblokkeerd en zullen dit blijven totdat wij in het bezit zijn van een aangifte.”
“Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen donderdag 1 januari 2015 te 8:00 uur en woensdag 11 11 november 2015 te 21:00 uur.(…)Ik bewaarde de pinpas in mijn portemonnee. Mijn pincode weet ik zo niet eens. Die bewaarde ik ook niet bij mijn pinpas. Ik heb sinds ik de bankrekening heb geopend eigenlijk nooit gebruik gemaakt van deze bankrekening. Ik heb er alleen kleine bedragen op gestort, zodat ik geen negatief saldo zou krijgen door bankkosten.Op woensdag 11 november 2015 zag ik tijdens het internetbankieren dat er een bedrag van 3000 Euro op deze bankrekening stond. Ik zag in de omschrijving dat het een spoedopdracht van (…) betrof.Ik dacht er is vast een fout gemaakt, dus ik laat het staan.Ik heb die avond in mijn portemonnee gekeken en zag dat mijn pinpas die bij de desbetreffende bankrekening hoort niet meer in mijn portemonnee zat.Omdat ik deze pinpas nooit gebruikte kan ik niet zeggen wanneer deze weggenomen is, of op welke wijze dat is gegaan. Het zou ook zo kunnen zijn dat ik hem verloren heb.Op donderdag 12 november 2015 werd ik door de Rabobank benaderd. Zij vroegen mij om langs te komen in verband met een rekening van mij. Tijdens dit bezoek bleek dat het geldbedrag dat ik had ontvangen verdacht was en dat mijn bankrekeningen geblokkeerd werden.Mijn vader heeft deze dag of de dag erna, contact gezocht met (…). Deze bleek aangifte te hebben gedaan. Zij zou zijn benaderd door een deurwaarderskantoor uit Amsterdam, die haar verzochten om een geldbedrag over te maken op mijn rekeningnummer.De politie heeft deze transactie in onderzoek. Hiervoor ben ik ook gehoord. Ik doe deze aangifte omdat ik weer gebruik wil kunnen maken van mijn bankrekeningen.”
“Rabobank heeft uw gegevens opgenomen in haar Incidentenregister, het bijbehorende Extern Verwijzingenregister alsmede het Intern Verwijzingsregister.Reden van opname is uw betrokkenheid bij een frauduleuze transactie d.d. 11-11-2015.Het Incidentenregister is een register waarin gegevens over incidenten en de bij die incidenten betrokken personen worden vastgelegd. Het register is bedoeld om de veiligheid en de integriteit van de financiële sector te waarborgen.Het Extern Verwijzingsregister bevat de personalia van personen en bedrijven die bij een incident betrokken zijn geweest. Het Extern Verwijzingsregister kan ook door andere financiële instellingen worden bekeken. Komen uw gegevens in het Extern Verwijzingsregister voor? Dan kan een bank bijvoorbeeld weigeren met u een relatie aan te gaan of een product aan u te verkopen.Het Intern Verwijzingsregister kan alleen door de Rabobank of één van de Rabobank Groepsonderdelen worden bekeken.De registratie is voor de duur van maximaal 8 jaar. Dit kan langer worden als er tussentijds andere incidenten plaatsvinden. (…)”
4.Het verzoek en de beslissing in eerste aanleg
5.De bespreking van de grieven
In artikel 5.1.2 van de Gedragscode is bepaald dat de financiële instelling niet meer gegevens verwerkt dan strikt noodzakelijk is en dat gegevens binnen de groep slechts beschikbaar worden gesteld aan daartoe bevoegde medewerkers.
In artikel 5.5.1 van de Gedragscode is bepaald dat ten behoeve van de veiligheid en integriteit van de financiële sector onder meer gegevens die betrekking hebben op gebeurtenissen die gelet op het bijzondere karakter van de financiële sector de zorg en aandacht behoeven van de financiële sector mogen worden opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie.
Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard is in artikel 6.2.1 bepaald dat het financiële instellingen is toegestaan strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken voor zover dat noodzakelijk is voor onder meer de beoordeling en acceptatie van de cliënt en het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële instelling, waaronder is begrepen het onderkennen, voorkomen en onderzoeken van (pogingen tot) strafbare of laakbare gedragingen tegen de branche. Artikel 6.2.5 voorziet in de mogelijkheid om binnen een groep van verbonden financiële instellingen strafrechtelijke gegevens (onder voorwaarden) uit te wisselen.
Het CBP heeft goedkeuring aan dit protocol gegeven. Het Protocol reguleert de verwerking door financiële instellingen van incidenten. Een incident is (artikel 2 Protocol) “
een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben, of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding”. Het Protocol voorziet in een Incidentenregister, waarin gegevens worden vastgelegd naar aanleiding van of met betrekking tot een incident, en daaraan gekoppeld het EVR. Het Incidentenregister wordt beheerd door de afdeling Veiligheidszaken van de desbetreffende financiële instelling, het EVR is raadpleegbaar door de aangesloten financiële instellingen.
“het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector, daaronder mede begrepen (het geheel van) activiteiten die gericht zijn: op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling van de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, van de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, van de financiële instelling zelf, alsmede van haar cliënten en medewerkers; op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, de financiële instelling zelf, alsmede haar cliënten en medewerkers; op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.”In het Incidentenregister legt een financiële instelling gegevens vast ten behoeve van het in artikel 4.1.1 van het Protocol genoemde doel naar aanleiding van een incident (artikel 3.1.1 Protocol).
Indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.1.1 van het Protocol dient de financiële instelling de gegevens te verwijderen uit het Incidentenregister (artikel 4.3.1 Protocol).
“a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte of klachten wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister.”Op grond van artikel 5.3.1 van het Protocol zorgt de financiële instelling ervoor dat de verwijzingsgegevens worden verwijderd uit het EVR indien niet langer aan de voorwaarden van artikel 5.2.1 van het Protocol wordt voldaan.
Daar staat tegenover dat [verweerder] jong was (en nog steeds is), waardoor zijn handelen deels verklaard kan worden door ‘jeugdige onbezonnenheid’ en dat de gevolgen van een registratie in het Incidentenregister en het EVR zeker op de lange termijn groot zijn. De kans is aanzienlijk dat [verweerder] niet althans zeer bezwaarlijk financiering kan krijgen voor zijn bedrijf, niet gemakkelijk verzekeringen zal kunnen afsluiten en grote problemen zal ondervinden wanneer hij een hypothecaire lening wil afsluiten ter financiering van een eigen woning.
Onder die omstandigheden acht het hof een registratie in de beide registers voor de duur van de maximale termijn van acht jaren niet proportioneel. Het hof tekent daarbij aan dat Rabobank de registratie in deze registers van een andere geldezel geheel achterwege heeft gelaten vanwege het enkele feit dat deze geldezel heeft erkend als geldezel te hebben gefungeerd. Het hof acht een registratie tot en met 31 december 2020 proportioneel. Wanneer rekening wordt gehouden met de periode waarin [verweerder] geregistreerd is geweest - iets minder dan een jaar tot de beschikking van de rechtbank en ruim drie jaar vanaf heden -
is sprake van een registratie voor de duur van omstreeks vier jaren.