Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster 1] ,
hierna: [verzoekster 1] ,
[verzoekster 2],
[verzoekster 3],
hierna: [verzoekster 3] ,
Vérian Care & Clean B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
28 november 2016 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn) tussen verzoeksters en Vérian heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met een productie van verzoeksters en de stukken van de eerste aanleg, binnengekomen bij de griffie van het hof op 23 februari 2017;
- een V6 formulier van 26 mei 2017 van mr. Sauer met een akte houdende nadere productie (productie 8);
- een akte houdende nadere producties van 4 juli 2017 namens Vérian;
A. voor recht te verklaren dat verzoeksters, althans een door het hof te bepalen deel van hen, recht hebben op de transitievergoeding;
a. aan [verzoekster 1] een bedrag van € 7.888,88 bruto;
b. aan [verzoekster 2] een bedrag van € 11.213,69 bruto;
c. aan [verzoekster 3] een bedrag van € 12.205,60 bruto,
binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn na dagtekening van (het hof leest) de beschikking;
C. Vérian te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid daarvan op grond van artikel 7:686a BW tot aan de datum van algehele voldoening van die transitievergoeding;
3.De vaststaande feiten
1.
“Op deze overeenkomst is van toepassing de collectieve arbeidsovereenkomst voor de thuiszorg (verder te noemen CAO Thuiszorg), zoals deze thans luidt, respectievelijk tijdens de duur van deze overeenkomst wordt gewijzigd. Deze CAO vormt één geheel met deze arbeidsovereenkomst. De werknemer verklaart bekend te zijn met het van toepassing zijn van de CAO Thuiszorg.”
“Op deze arbeidsovereenkomst is van toepassing de collectieve arbeidsovereenkomst van het welzijnswerk (c.a.o.) zoals deze thans is vastgesteld, c.q. gedurende de arbeidsovereenkomst zal worden gewijzigd, welke c.a.o. geacht wordt met deze arbeidsovereenkomst een geheel uit te maken.”
1 juli 2016.
Artikel 9.7 Wachtgeldvoorwaarden wachtgeld
“De artikelen 9.7 tot en met 9.16 vervallen per 1 juli 2016. Per 1 juli 2016 geldt de transitievergoedingsregeling VVT die in een aparte CAO transitievergoeding VVT is opgenomen met een looptijd van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016. Aansluitend aan het aflopen van de CAO Transitievergoeding VVT wordt de tekst van die cao geïncorporeerd in de CAO-VVT als artikel 9.7, dat in werking treedt per 1 januari 2017.”
Artikel 9.7 Transitievergoeding(treedt in werking per 1 januari 2017)(…)2. Als je voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 3, ontvang je bij beëindiging van je dienstverband een transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 t/m 7:673 d BW met inachtneming van de overige leden van dit artikel. (…)3. Je arbeidsovereenkomst eindigt niet op je eigen verzoek, maar vanwege:• opzegging door je werkgever na toestemming van het UWV òf (….)
“Artikel 9.7 Transitievergoeding(…)
“Artikel 2 Transitievergoeding
“Artikel 2 TransitievergoedingTreedt in werking per 1 juli 2016 in geval je dienstverband bij de je werkgever eindigt vanaf 1 juli 2016.(…)2. Als je voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 3, ontvang je bij beëindiging van je dienstverband een transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 t/m 7:673 d BW met inachtneming van de overige leden van dit artikel. (…)3. Je arbeidsovereenkomst eindigt niet op je eigen verzoek, maar vanwege:• opzegging door je werkgever na toestemming van het UWV òf (….)
4.De verzoeken in eerste aanleg en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
“1. AlgemeenDit besluit betreft een overgangsregeling voor de transitievergoeding, gebaseerd op artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid (Wwz), en heeft tot doel om dubbele betalingen te voorkomen. Op het moment dat de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (7:673 en 7:673a BW) in werking treden (per 1 juli 2015) is de werkgever, als is voldaan aan de voorwaarden, bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst een transitievergoeding verschuldigd. Tegelijkertijd kan hij gebonden zijn aan afspraken die vóór 1 juli 2015 zijn gemaakt *over vergoedingen of voorzieningen waarop de werknemer recht heeft wegens het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
“Het dient te gaan om afspraken die voor 1 juli 2015 zijn aangegaan en waar de werknemer per 1 juli 2015 rechten aan kan ontlenen. Bij een cao is dat met ingang van de dag nadat de kennisgeving van ontvangst is verzonden (zie artikel 4, derde lid, Wet op de loonvorming).”
2.Lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers2.1 Uitgangspunt: transitievergoeding niet verschuldigd
“Overwogen is te regelen dat de transitievergoeding wordt verminderd met de (waarde van) de vergoedingen en voorzieningen waar de werknemer recht op heeft op grond van de lopende collectieve afspraken. Hier is echter niet voor gekozen omdat daarvoor de hoogte van de vergoedingen en voorzieningen uit lopende cao’s en sociale plannen die zijn overeengekomen met verenigingen van werknemers vastgesteld moet kunnen worden. Dat is veelal niet mogelijk. Van bijvoorbeeld een afgesproken wachtgeldregeling is bij het einde van de arbeidsovereenkomst niet duidelijk of deze tot uitkering komt, en als deze tot uitkering komt is niet altijd op voorhand duidelijk voor hoe lang en dus ook niet het uiteindelijke bedrag wat hiermee gemoeid zou zijn.”(…)
Dat geldt zowel voor lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers, als voor overige lopende afspraken. Bij collectieve afspraken met verenigingen van werknemers kan overeengekomen worden dat het overgangsrecht wel blijft gelden als een onderdeel van de afspraken wordt verlengd, gewijzigd, of komt te vervallen, en dat niet geldt voor de resterende onderdelen van de afspraken. (…)
“Opgemerkt wordt dat het hier niet gaat om cao-afspraken die stilzwijgend verlengd zijn of nawerking hebben. Dan blijft de overgangsregeling van toepassing.”
“In dit artikel is geregeld dat de transitievergoeding niet verschuldigd is als de werknemer recht heeft op vergoedingen of voorzieningen op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere afspraken die tussen een werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers zijn gemaakt in bijvoorbeeld een sociaal plan. In die situatie gaan de collectieve afspraken voor, en is de transitievergoeding niet verschuldigd. Dit is alleen anders als nadrukkelijk in de lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers is opgenomen dat het recht op de vergoeding of voorziening bestaat, naast het recht op een (eventuele) transitievergoeding. In dergelijke lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers is al rekening gehouden met de transitievergoeding. In die situatie heeft de werknemer uiteraard naast de vergoeding of voorziening op grond van de cao of het sociaal plan recht op de transitievergoeding; partijen zijn dat overeengekomen.(…)Vanaf het moment dat de afspraken of delen van het totale pakket aan afspraken worden gewijzigd, uitdrukkelijk worden verlengd of vervallen, is dit artikel niet langer van toepassing, ook niet op afspraken die niet zijn gewijzigd, verlengd of vervallen. Dat is geregeld in het vierde lid. Vanaf dat moment is de transitievergoeding dus verschuldigd, naast eventuele vergoedingen of voorzieningen die voortvloeien uit lopende afspraken. Het overgangsrecht blijft dus alleen van toepassing zolang het totaal van afspraken dat per 1 juli 2015 gold ongewijzigd blijft, en niet uitdrukkelijk wordt verlengd. Het vijfde lid biedt de mogelijkheid om af te wijken van het vierde lid. Als de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers dit overeenkomen, blijft het overgangsrecht van toepassing op de nog resterende afspraken, voor zover die niet gewijzigd, verlengd of vervallen zijn. Dit biedt partijen de gelegenheid om in onderling overleg het totaal van vergoedingen en voorzieningen te heroverwegen en daar afspraken over te maken. Eventuele nieuwe aanvullende afspraken die daarbij gemaakt worden over vergoedingen of voorzieningen vallen niet onder het overgangsrecht, omdat het afspraken betreft waaraan op 1 juli 2015 nog geen rechten konden worden ontleend. Opgemerkt wordt dat, indien op grond van het vijfde lid artikel 2 van toepassing blijft, reeds geen recht op transitievergoeding bestaat, zodat de vergoedingen en voorzieningen op grond van de nieuwe aanvullende afspraken niet bovenop een transitievergoeding komen. Vanaf het moment dat artikel 2 niet langer van toepassing is, bestaat wel recht op transitievergoeding. Bij het maken van nieuwe aanvullende afspraken kan daarmee rekening gehouden worden.
laatst geldende caoonderdeel van de arbeidsovereenkomsten is en van toepassing blijft totdat - gedurende de arbeidsovereenkomst - een nieuwe cao wordt aangegaan, die dan deel gaat uitmaken van de arbeidsovereenkomst. Anders dan verzoeksters hebben aangevoerd brengt het voorgaande mee dat wanneer na het einde van het dienstverband een nieuwe cao wordt aangegaan, waaraan terugwerkende kracht wordt toegekend tot een datum die is gelegen binnen de inmiddels geëindigde arbeidsovereenkomst, dit er niet toe kan leiden dat de gewijzigde bepalingen van deze nieuwe cao op de inmiddels geëindigde arbeidsovereenkomst van toepassing worden. Hetgeen verzoeksters onder 15 van hun antwoordakte van 18 juli 2017 hebben aangevoerd, leidt, mede gelet op hetgeen het hof hiervoor in rechtsoverweging 5.8 heeft overwogen, niet tot een ander oordeel. Het hof voegt hieraan toe dat (ook) de artikelen 9 en 12 Wet CAO het bestaan van een arbeidsovereenkomst veronderstellen. Ook hetgeen verzoeksters hebben aangevoerd met betrekking tot het standaardkarakter van de CAO VVT 2016-2018 is geen grond anders te oordelen, waarbij het hof overweegt dat ook de CAO VVT 2014-2016 een zogenaamde standaard cao betreft. Ingeval van een standaard cao mag een
werkgever(cursivering door het hof) niet van de bepalingen van de cao afwijken, tenzij anders bepaald. Ook hierbij wordt het bestaan van een arbeidsovereenkomst verondersteld. Het beroep dat verzoeksters hebben gedaan op de rechtsongelijkheid en rechtszekerheid bevat niet meer dan een herhaling van het door het hof verworpen standpunt van verzoeksters met betrekking tot de terugwerkende kracht van de cao, zodat het hof ook hieraan voorbij gaat.