ECLI:NL:GHARL:2017:10457

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
16/01266
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrekbaarheid van scholingsuitgaven voor verkeersvliegeropleiding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, die een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013 aanvecht. De inspecteur had de aftrek van scholingsuitgaven geweigerd, omdat de kosten voor de opleiding tot verkeersvlieger niet als aftrekbaar werden beschouwd. De rechtbank Gelderland had eerder de uitspraak van de inspecteur bevestigd. Belanghebbende had kosten gemaakt voor een proficiency check en een Sun Express training, die hij als scholingsuitgaven wilde aftrekken. De inspecteur stelde dat deze kosten niet onder de definitie van scholingsuitgaven vielen, omdat de training meer een sollicitatieprocedure betrof en de proficiency check een periodieke bekwaamheidstest was. Tijdens de zitting heeft belanghebbende aanvullende informatie over de kosten ingediend, maar het Hof oordeelde dat de kosten niet als scholingsuitgaven konden worden aangemerkt. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en stelde de te verrekenen persoonsgebonden aftrek vast op € 85.342. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 16/01266
uitspraakdatum:
21 november 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] .te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 september 2016, nummer AWB 16/1482, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Daarbij is tevens een beschikking op grond van artikel 6.2a Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) gegeven waarbij de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek is vastgesteld op een bedrag van € 83.092 (hierna: de beschikking).
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van
26 januari 2016 de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 21 september 2016 het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 oktober 2016, ingekomen bij het Hof op 31 oktober 2016, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft bij brief van 18 oktober 2017 nadere stukken ingediend.
1.7.
De Inspecteur heeft bij brief van 26 oktober 2017 nadere stukken ingediend.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017 te Arnhem. De zaken met de nummers 16/01065, 16/01266 en 16/01267 zijn gezamenlijk behandeld. Namens belanghebbende is verschenen mr. [A] , werkzaam bij [B] BV te [C] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [D] en [E] .
1.9.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.10.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is geboren in 1991. Belanghebbende heeft een opleiding tot verkeersvlieger gevolgd. Deze opleiding is in 2010 succesvol afgerond met een zogenoemde “frozen ATPL”, waarbij ATPL staat voor Airline Transport Pilot License. Met ingang van 2014 is belanghebbende werkzaam in de luchtvaart.
2.2.
Belanghebbende heeft in 2013 onder meer de volgende kosten gemaakt:
- [F] : Sun Express training € 2.500
- [F] : proficiency check
€ 1.040
Totaal € 3.540
2.3.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV 2013 onder meer voornoemde kosten als scholingsuitgaven in aftrek gebracht.
2.4.
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2013 de aftrek van voornoemde kosten geweigerd. Het bedrag van de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek is als volgt vastgesteld:
Restant persoonsgebonden aftrek ultimo 2012 € 100.511
Loon uit tegenwoordige arbeid 2013 17.419
-/- 0
In 2013 te verrekenen persoonsgebonden aftrek
-/- 17.419
Restant persoonsgebonden aftrek ultimo 2013 € 83.092
2.5.
De Rechtbank heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld. Redengevend daarvoor is dat de training bij Sun Express in essentie een sollicitatieprocedure betreft en daarom geen studie of opleiding vormt, en dat de proficiency check noodzakelijk is om te voorkomen dat het vliegbrevet vervalt en derhalve ook niet kan worden beschouwd als een opleiding of studie.
2.6.
Belanghebbende heeft in hoger beroep nadere informatie ingebracht over de proficiency check en de selectieprocedure bij Sun Express .

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de door belanghebbende gemaakte kosten, zoals genoemd in 2.2, aftrekbaar zijn als scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27 Wet IB 2001. Niet langer is tussen partijen in geschil dat de overige door belanghebbende gemaakte kosten niet als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn.
3.2.
De Inspecteur heeft na een ingesteld onderzoek in hoger beroep het nadere standpunt ingenomen dat de Sun Express training bij [F] wel als leertraject kan worden aangemerkt, zodat de daarvoor gemaakte kosten van € 2.500 als scholingsuitgaven aftrekbaar zijn.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot verhoging van de te verrekenen persoonsgebonden aftrek tot een bedrag van € 83.092 plus € 3.290 (€ 3.540 minus drempel van € 250), ofwel € 86.382.
3.4.
De Inspecteur concludeert tot verhoging van de te verrekenen persoonsgebonden aftrek tot een bedrag van € 83.092 plus € 2.250 (€ 2.500 minus drempel van € 250), ofwel € 85.342.

4.Overwegingen

4.1.
In artikel 6.27 Wet IB 2001 is bepaald dat onder scholingsuitgaven worden verstaan de uitgaven die zijn gedaan voor het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Daarbij moet het gaan om uitgaven voor lesgeld, cursusgeld, collegegeld, examengeld of promotiekosten en door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leermiddelen en beschermingsmiddelen (tekst 2013).
4.2.
Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of belanghebbende de uitgaven voor de proficiency check (hierna: profcheck) heeft gedaan voor het volgen van een opleiding of studie. Dat de uitgaven zijn gedaan met het oog op het verwerven van inkomen, is niet in geschil.
4.3.
Van het volgen van een opleiding of studie is sprake als het studeren plaatsvindt in het kader van het volgen van een leertraject. Daarvoor is in ieder geval nodig dat het verwerven van kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde plaatsvindt. (HR 25 januari 2008, nr. 41.927, ECLI:NL:HR:2008:BC2601)
4.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende in hoger beroep een enkelzijdig formulier van de Inspectie Verkeer en Waterstaat ingebracht waarop onder meer het volgende is vermeld: “Candidates shall be examined according the sections of the Flight Test Schedule” en “Applicant herewith certifies that alle revalidation/renewal requirements have been fulfilled in accordance with the applicable JAR-FCL or national requirements”. Verder heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting verklaard dat deze profcheck jaarlijks wordt uitgevoerd. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de profcheck plaatsvindt in het kader van een leertraject, maar betreft dit veeleer een periodieke bekwaamheidstest. Dat de profcheck plaatsvindt onder begeleiding of toezicht van een derde, doet aan dat oordeel niet af.
4.5.
Gelet op het overwogene in 3.2 dient het hoger beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

5.1.
De Inspecteur heeft gesteld dat als belanghebbende de informatie over de uitgaven al in een eerder stadium van de procedure had verstrekt, er geen noodzaak zou zijn geweest tot het instellen van (hoger) beroep. Op grond daarvan dient een proceskostenveroordeling achterwege te blijven, aldus de Inspecteur.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat wanneer een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, als regel de door hem in (hoger) beroep gemaakte kosten voor vergoeding op de voet van artikel 8:75 Awb in aanmerking komen. Van deze regel kan worden afgeweken indien de noodzaak tot het instellen van (hoger) beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende. De omstandigheid dat de noodzaak tot het instellen van (hoger) beroep mede voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende, is niet voldoende om van voormelde regel af te wijken (zie HR 12 mei 2006, nr. 42449, ECLI:NL:HR:2006:AX0985; HR 10 maart 2017, nr. 16/03646, ECLI:NL:HR:2017:392).
5.3.
Nadat belanghebbende informatie had verstrekt, heeft de Inspecteur de aftrek van de desbetreffende uitgaven geweigerd omdat, kort gezegd, belanghebbende zijn opleiding tot verkeersvlieger reeds zou hebben afgerond. Vragen over de inhoud van de gestelde opleiding of bewijsstukken heeft de Inspecteur niet gesteld. Hetzelfde geldt voor de bezwaarfase. Naar het oordeel van het Hof had de Inspecteur zijn feitelijke onderzoek naar de uitgaven, en met name naar de vraag of sprake is van een leertraject, ook in een eerder stadium van de procedure kunnen uitvoeren, zodat reeds daarom niet kan worden gezegd dat de noodzaak tot het instellen van (hoger) beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende. Bovendien bestond over de van belang zijnde feiten met betrekking tot de profcheck tussen partijen (uiteindelijk) geen verschil van mening meer en had het geschil alleen nog betrekking op de vraag of deze feiten zouden meebrengen dat sprake is van een leertraject. Belanghebbende had een dergelijk geschil niet kunnen voorkomen door het bijtijds verstrekken van informatie over de uitgaven.
5.4.
Het Hof vindt derhalve aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 246 voor de bezwaarfase (1 punt voor bezwaarschrift, waarde per punt € 246, wegingsfactor 1), op € 990 voor de beroepsfase (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 495, wegingsfactor 1), en op € 990 voor de hogerberoepsfase (1 punt voor hogerberoepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 495, wegingsfactor 1). In hoger beroep is geen sprake van samenhang met de zaken 16/01065 en 16/01267 nu de werkzaamheden van de gemachtigde in deze zaken, vanwege de individuele omstandigheden per geval, niet nagenoeg identiek konden zijn.

6.Beslissing

Het Hof
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de beschikking;
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur inzake de beschikking;
- stelt de te verrekenen persoonsgebonden aftrek vast op een bedrag van € 85.342;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 2.226;
- gelast dat de Inspecteur de door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 46 en € 124 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 november 2017.
De griffier, De voorzitter,
(J.W.J. de Kort) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 23 november 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.