Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de vennootschap onder firma[de V.O.F.] ,
[Makelaardij A],
[Makelaardij B],
[de V.O.F.] , [Makelaardij A] en [Makelaardij B] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
NJ2014, 457,
De Winter/Hamar) Bij de beantwoording van deze vragen dient verder als uitgangspunt dat [de V.O.F.] is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Makelaars (hierna: NVM) en dat de NVM, tezamen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Waarderingskamer, de organisatie Vastgoedpro en de organisatie VBO Makelaar een “Meetinstructie Gebruiksoppervlakte woningen” (hierna: de meetinstructie) heeft opgesteld. Daarin is onder meer vermeld (productie 10 bij inleidende dagvaarding):
Naar het oordeel van het hof rustte echter op [appellanten] als verkopend NVM-makelaar van de woning een eigen verplichting om de woonoppervlakte van de woning volgens de Meetinstructie in te meten en de aldus berekende woonoppervlakte in haar brochure te vermelden. Nu [de V.O.F.] dit heeft nagelaten, heeft zij de voor haar als NVM-makelaar geldende normen overschreden en daarmee zich niet gedragen als een redelijk handelend en redelijk bekwaam NVM-makelaar. Dat is onrechtmatig tegenover [geïntimeerden] , wier belangen juist worden beschermd door de Meetinstructie. Door een (verkeerde) woonoppervlakte in haar brochure te vermelden, heeft [appellanten] bij [geïntimeerden] de valse verwachting opgewekt dat de vermelde woonoppervlakte in overeenstemming was met de voor de NVM-makelaars geldende Meetinstructie.
Het hof is echter van oordeel dat [geïntimeerden] genoegzaam heeft onderbouwd dat deze woonoppervlakte van 150 m² voor [geïntimeerden] van belang was, terwijl [de V.O.F.] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken dat alle drie woningen die [geïntimeerden] had geselecteerd om te bezichtigen volgens Funda een woonoppervlakte hadden van minimaal 150 m².Verder heeft [geïntimeerden] ter zitting tijdens het pleidooi nader toegelicht dat hij dagelijks hinder ondervindt van de te kleine woonoppervlakte (bijvoorbeeld de onmogelijkheid van plaatsing van een kast en bed in de slaapkamer). Afgezien daarvan valt, zonder nadere motivering van de zijde van [appellanten] die niet is gegeven, niet in te zien waarom de woonoppervlakte een selectiecriterium op Funda zou zijn indien dit criterium niet een zwaarwegende factor vormt voor het bepalen van de prijs van een woning. Het causaal verband tussen normschending en gestelde schade is met het voorgaande voldoende komen vast te staan.
Het hof verwerpt dit eigen-schuld-verweer. Gelet op het feit dat [de V.O.F.] als professionele makelaar een bepaalde woonoppervlakte van het bij haar in de verkoop genomen object heeft gepresenteerd aan potentiële kopers, mochten dergelijke gegadigden, zoals [geïntimeerden] , er in redelijkheid van uit gaan dat de door deze makelaar aangeleverde gegevens juist waren. Een nader onderzoek naar deze gegevens had onder de gegeven omstandigheden – waarin het ging om een woning die van binnen nog gedeeltelijk moest worden afgebouwd en die een ongebruikelijke vorm heeft met diverse schuine wanden en hoeken – in redelijkheid niet van [geïntimeerden] gevergd kunnen worden. Ook voor het overige heeft [de V.O.F.] onvoldoende onderbouwd waarom haar schadevergoedingsplicht in de verhouding tot [geïntimeerden] verminderd zou moeten worden.
NJ2008/55,
Burger/Brouwer) ook worden omschreven als het deel van de koopsom van de woning dat zijn doel, te weten verkrijging van het redelijkerwijs te verwachten woongenot, heeft gemist. Het hof is voornemens om voor de bepaling van dit waardeverminderende aspect een deskundigenbericht te gelasten die de waarde van de woning op de peildatum 18 augustus 2014 zal bepalen op basis van de werkelijke oppervlakte van de woning van 124 m² en op basis van de aanname dat deze woning een oppervlakte van 150 m² heeft.