Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Friesland Bank N.V.,
Friesland Zekerheden Maatschappij N.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
"tot 1 oktober 2009". Blijkens een stempel op naam van [C] (van Friesland Bank) aan het slot van die akte heeft Friesland Bank de handtekeningen na retourontvangst goedgekeurd.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
“tot 1 oktober 2009”geplaatst, welke overeenkomst door Friesland Bank is geaccepteerd en afgestempeld. Klaarblijkelijk doelt hij bij het tweede document op de brief van 4 mei 2009. Hij richt zijn grief I tegen de hem in het tussenvonnis gegeven bewijsopdracht en grief II tegen de in het eindvonnis neergelegde evaluatie van het bewijsmateriaal en het oordeel dat hij niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd.
“tot 1 oktober 2009”en dit niet aangemerkt als een inkorting van de looptijd van de borgtocht maar opgevat als een uitdrukkelijke wens van [appellant] dat de tijdelijke verhoging van het krediet tot € 140.000 nimmer langer zou mogen duren dan tot 1 oktober 2009.
“1 oktober 2009”en heeft hij op 4 mei 2009, terug uit Qatar, de definitieve borg getekend in aanwezigheid van [D] en [C] van Friesland Bank, waarbij hij heeft aangegeven dat de toevoeging
“1 oktober 2009”ontbrak, welke hij met de hand erbij heeft geschreven met de mondelinge mededeling dat hij zich tot 1 oktober 2009 borg wilde stellen.
“1 oktober 2009”bij stond en dit er toen met de hand bij geschreven, waarbij zij heeft aangegeven dat daarmee werd bedoeld dat de borg tot 1 oktober 2009 zou gelden en daarna zou vervallen daar zij dan immers de jaarcijfers over 2008 zouden hebben. Getuige heeft nog gezegd dat er misschien andere papieren moesten komen omdat
“1 oktober 2009”niet genoemd werd, aldus [B] .
"tot 1 oktober 2009"was de getuige niet betrokken en die, volgens hem onjuiste, opmerking is hem pas onder ogen gekomen toen [appellant] en [B] op de bank kwamen om het verzoek aan de borg tot betaling te bespreken, aldus de getuige [E] .
"tot 1 oktober 2009"is niet gewenst; het is niet wenselijk dat dingen bijgeschreven worden bij de ondertekening. Nu leidt de getuige daaruit af dat men akkoord was met de opheffing van de bevoorschotting op basis van debiteuren tot 1 oktober 2009, maar niet dat de borg daarmee heeft willen zeggen dat de borgstelling tot 1 oktober 2009 zou duren omdat dit dan in de akte had moeten worden opgenomen.
"tot 1 oktober 2009", indien zij die al heeft opgemerkt, heeft opgevat en redelijkerwijze heeft mogen opvatten als een tijdsbeperking door [appellant] , niet van zijn eigen borgtocht maar van de nadere kredietafspraken. Uit de daarop volgende stilte van Friesland Bank mocht [appellant] in ieder geval niet zo maar afleiden dat zij zijn tijdsbeperking aanvaardde als betrokken op zijn borgtocht. Op grond van dit alles oordeelt het hof dat de dwingende bewijskracht van beide documenten (het uitgangspunt), zoals ook nog enigermate ondersteund door de getuigenverklaringen van [E] en [C] , onvoldoende ontzenuwd is door de getuigenverklaringen van enkel het echtpaar [appellant] , van wie [appellant] persoonlijk een financieel belang heeft bij de uitkomst van deze procedure en zijn echtgenote, aldus [appellant] , vrijwel hetzelfde belang, hetgeen niet en zeker niet in dezelfde mate is gebleken van de bankwerknemers [E] en [C] .
6.De slotsom
€ 1.631(1 punt x appeltarief IV)