In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de executie van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, waarbij de appellant, [appellant], is veroordeeld om een bedrag van € 4.423,98 te voldoen aan de geïntimeerde, Autoservice Luiken B.V. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 28 juni 2016 en heeft daarnaast een kort geding aangespannen om de executie van dit vonnis te schorsen. Tijdens de zitting van de voorzieningenrechter op 12 juli 2016 is de appellant niet verschenen, wat de voorzieningenrechter deed concluderen dat de vordering was ingetrokken. De appellant heeft echter een bevoegdheidsincident opgeworpen, wat de voorzieningenrechter niet in overweging heeft genomen. De appellant heeft in hoger beroep vier grieven geformuleerd en zijn eis gewijzigd, waarbij hij onder andere om schorsing van de executie en zekerheidsstelling heeft verzocht.
Het hof heeft geoordeeld dat het niet-verschijnen van de appellant ter zitting niet betekent dat de vordering is ingetrokken. De aanhangigheid van het kort geding bleef bestaan, en de behandeling in hoger beroep is niet beperkt tot de proceskostenveroordeling. Het hof heeft de vorderingen van de appellant afgewezen, omdat het belang van de geïntimeerde bij de executie van het vonnis zwaarder weegt dan het restitutierisico dat de appellant heeft aangevoerd. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter gedeeltelijk vernietigd, maar de vorderingen van de appellant zijn afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van de appellant gesteld.