Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellant] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant] ontvangt een AOW-uitkering van € 800,51 per maand. Zijn totale schuldenlast bedraagt volgens de bij het inleidende verzoekschrift gevoegde crediteurenlijst € 50.480,51 en bestaat onder meer uit schulden aan de gemeente Veenendaal van € 5.981,70, € 1.009,19 en € 7.512,32, een schuld aan de gemeente Ede van € 17.642,55 en een schuld aan TMG Landelijke Media B.V. van € 135,14.
€ 832,61 bedraagt maar wel is ontstaan in de periode 1 januari 2013 tot en met 26 juli 2013. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] hiervoor, hoewel dit op zijn weg had gelegen, geen afdoende verklaring gegeven.
21 december 2015 een zwervend bestaan leidde en kampte met een alcoholverslaving. Naast het feit dat [appellant] ten aanzien van een aantal punten onvoldoende inzicht heeft gegeven in de ontstaansdata, acht het hof hierdoor niet aannemelijk dat [appellant] te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de daarmee verband houdende schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend (artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Fw).
21 december 2015 ingestelde beschermingsbewind geen nieuwe schulden zijn ontstaan. Voorts acht het hof, mede gelet op de uitlatingen van de beschermingsbewindvoerder ter zitting in hoger beroep, voldoende gewaarborgd dat [appellant] ook in de toekomst geen nieuwe schulden zal laten ontstaan en met hulp van zijn beschermingsbewindvoerder en verzorgers in het verpleeghuis zal kunnen voldoen aan de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling (voor [appellant] geldt in verband met zijn leeftijd geen sollicitatieplicht). Daarbij betrekt het hof ook dat [appellant] bij de start van het minnelijk traject een bedrag van € 2.760,- heeft afgedragen, maandelijks een bedrag van € 65,48 afdraagt en aldus gedurende het minnelijk traject een extra bedrag van € 3.200,- heeft gespaard.
Gelet op het voorgaande zal het hof het gedane beroep op de hardheidsclausule honoreren. Hierbij gaat het hof ervan uit dat [appellant] de thans aan hem geboden hulp en begeleiding zal blijven aanvaarden en dat hij daarnaast, mocht dat nodig dan wel wenselijk zijn, extra hulp zal inroepen.