Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
de moeder,
de raad,
de GI.
de vader.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag heeft, was in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter die de minderjarige onder toezicht had gesteld van een gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Noord, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C. Kamp-Wiggers, en de raad voor de kinderbescherming en de GI ook vertegenwoordigd waren.
Het hof heeft vastgesteld dat er bij aanvang van de ondertoezichtstelling ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de minderjarige, onder andere door huiselijk geweld en instabiliteit in de relatie tussen de ouders. De moeder had ADHD en de vader had een laag IQ, wat bijdroeg aan de onveilige situatie voor de minderjarige. Echter, na verloop van tijd heeft de moeder significante vooruitgang geboekt in haar ontwikkeling en omgang met de vader, wat het hof heeft doen besluiten dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. De moeder heeft geleerd om beter om te gaan met de druk van de vader en heeft haar weerbaarheid vergroot.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd voor de periode tot de uitspraak, maar de ondertoezichtstelling per heden opgeheven. De beslissing houdt in dat eventuele verdere gesprekken tussen de ouders in een vrijwillig kader kunnen plaatsvinden, zonder dat er een formele ondertoezichtstelling meer nodig is.