ECLI:NL:GHARL:2016:9538

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
28 november 2016
Zaaknummer
200.191.235/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag heeft, was in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter die de minderjarige onder toezicht had gesteld van een gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Noord, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. C. Kamp-Wiggers, en de raad voor de kinderbescherming en de GI ook vertegenwoordigd waren.

Het hof heeft vastgesteld dat er bij aanvang van de ondertoezichtstelling ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de minderjarige, onder andere door huiselijk geweld en instabiliteit in de relatie tussen de ouders. De moeder had ADHD en de vader had een laag IQ, wat bijdroeg aan de onveilige situatie voor de minderjarige. Echter, na verloop van tijd heeft de moeder significante vooruitgang geboekt in haar ontwikkeling en omgang met de vader, wat het hof heeft doen besluiten dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. De moeder heeft geleerd om beter om te gaan met de druk van de vader en heeft haar weerbaarheid vergroot.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd voor de periode tot de uitspraak, maar de ondertoezichtstelling per heden opgeheven. De beslissing houdt in dat eventuele verdere gesprekken tussen de ouders in een vrijwillig kader kunnen plaatsvinden, zonder dat er een formele ondertoezichtstelling meer nodig is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.191.235/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/165211 / JE RK 16-136)
beschikking van 22 november 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen:
de moeder,
advocaat: mr. C. Kamp-Wiggers te Leek,
en
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudend te Groningen,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen:
de raad,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Noord,
kantoorhoudend te Groningen,
verder te noemen:
de GI.
Als informant is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [A] ,
verder te noemen:
de vader.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 10 maart 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 11 mei 2016;
- een journaalbericht van mr. Kamp-Wiggers van 19 mei 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Kamp-Wiggers van 15 juli 2016 met productie(s);
- een faxbrief van mr. Kamp-Wiggers van 6 oktober 2016 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 oktober 2016 plaatsgevonden. De moeder is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad is de heer [B] verschenen. Namens de GI is verschenen mevrouw [C] . De vader is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De heer [B] heeft zijn pleitaantekeningen overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de ouders is geboren [in] 2014 te [D] [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ). De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over hem.
3.2
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 1 maart 2016 tot 1 maart 2017.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
4.2
De moeder kan zich met de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] niet verenigen. De raad en de GI zijn daarentegen van mening dat de rechtbank [de minderjarige] op de juiste gronden onder toezicht heeft gesteld.
4.3
Bij aanvang van de ondertoezichtstelling in maart dit jaar waren er naar het oordeel van het hof terecht dermate ernstige zorgen dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was. Er was namelijk sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] vanwege de spanningen en het huiselijk geweld tussen de ouders waar [de minderjarige] direct dan wel indirect [F] geconfronteerd is geweest. De relatie tussen ouders was instabiel (afstoten en aantrekken) en hun verwachtingen van de relatie verschilden hetgeen zich uitte in verbaal en fysiek geweld. Daarnaast konden ouders zich niet houden aan afspraken. Hierdoor kwam [de minderjarige] in een onveilige situatie. De moeder heeft weliswaar aangegeven dat [de minderjarige] nooit getuige is geweest van het huiselijk geweld, maar het hof volgt haar daarin niet mede gelet op haar eigen verklaring bij het raadsonderzoek. De moeder heeft ADHD waardoor ze moeite heeft met het verwerken van prikkels en impulsief kan reageren. De moeder leek verder onvoldoende weerbaar te zijn tegen de vader en de bemoeienis van derden uit het netwerk. De vader kan impulsief/agressief handelen, zeker wanneer de ex-partner van de moeder in beeld is. Dit heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling met reclasseringstoezicht. De vader heeft een IQ van 68. Onduidelijk is of hij voldoende weet aan te sluiten bij [de minderjarige] en voldoende veiligheid en structuur kan bieden. De vader had - anders dan op dit moment - geen werk en richtte zich erg op de moeder.
Hulp in een vrijwillig kader volstond op dat moment niet om de ernstige bedreiging voor [de minderjarige] weg te nemen.
4.4
Van gronden die een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ook nu nog langer kunnen rechtvaardigen is evenwel niet gebleken. Het gaat goed met [de minderjarige] . Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] en de opvoedingsvaardigheden van de moeder. De moeder lijkt thans adequaat om te gaan met de beperkingen van de vader en ze blijft het belang van [de minderjarige] voorop zetten. De relatie tussen de ouders is weer hervat maar ze wonen niet samen en de moeder is dat ook niet van plan. Naar eigen zeggen is ze hier richting de vader ook duidelijk over. Zoals haar geadviseerd is laat ze [de minderjarige] tijdens de omgang niet alleen met de vader en de vader accepteert dat. Een half jaar geleden is er nog wel een incident geweest tussen de ex-vriend van de moeder en de vader. Daardoor is het reclasseringscontact van de vader met een jaar verlengd. De moeder heeft op dat incident adequaat gereageerd. Ze laat haar ex-vriend niet meer bij haar thuis komen, waardoor ze het risico op een confrontatie tussen de vader en de ex-vriend vermindert. .
De moeder heeft bij [E] (een GGZ-instelling) geleerd om meer zelfvertrouwen te krijgen en een beter gevoel van eigenwaarde. Haar training is succesvol afgerond. Haar weerbaarheid is gegroeid en ze gaat beter om met de druk van de vader en van derden. Ze gaat anders om met de ‘social media’ en zet er (nagenoeg) niets meer op, waardoor de druk van derden ook afneemt.
De moeder heeft een goede ontwikkeling doorgemaakt sinds het begin van de ondertoezichtstelling, hetgeen door de GI ook wordt erkend. Het hof heeft hierdoor voldoende vertrouwen gekregen dat de moeder in toekomstige onveilige situaties adequaat zal handelen en zelf hulpverlening zal inschakelen als dat nodig is. Daar waar de GI de ondertoezichtstelling wenst te handhaven om nog tot nadere afspraken met de vader te komen volgt het hof de GI daarin niet. De vader heeft nog gedurende langere tijd reclasseringstoezicht en heeft daarnaast begeleiding van [F] , hetgeen ook een waarborg geeft voor het gedrag van de vader.
4.5
Omdat het hof de maatregel thans niet meer noodzakelijk acht, zal het hof de ondertoezichtstelling per heden opheffen. Voor zover er nog gesprekken tussen de ouders onder leiding van hulpverlening nodig dan wel wenselijk zijn kunnen die in een vrijwillig kader plaatsvinden.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking voor zover het de periode tot heden betreft bekrachtigen en voor zover het de periode vanaf heden betreft vernietigen en de ondertoezichtstelling per heden opheffen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 10 maart 2016 voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot heden;
vernietigt die beschikking voor zover deze zich uitstrekt over de periode vanaf heden en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] af voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf heden;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M Rikaart-Gerard, G.M. van der Meer en I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 22 november 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.