Uitspraak
[appellante],
ABN AMRO,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de antwoordakte verzoek getuigenverhoor.
3.De vaststaande feiten
- het laten plaatsen van een uitbouw aan de achterzijde;
- het laten vernieuwen van het toilet;
- het laten vernieuwen van de badkamer;
- het laten aanleggen van een plavuizenvloer met vloerverwarming op de begane grond;
- het laten aanpassen van de achtertuin;
- verder algehele afwerkingswerkzaamheden in de gehele woning.
De kosten voor deze werkzaamheden worden geschat op € 73.000,-.
" [A][hof: [A] ]
heeft zelf gedaan:badkamer (betegeld en assocaires)laminaat woonkamerwc benedentuin voor en achterVeel van deze spullen zijn van internet afgehaald (tweedehans) om zo de kosten te drukken.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vorderingInleiding
vier grievenopgeworpen. De grieven richten zich in de kern tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] onrechtmatig jegens ABN AMRO heeft gehandeld. Het hof ziet hierin aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken.
Onrechtmatige daad
Het onrechtmatig handelen van [appellante] bestaat er volgens ABN AMRO uit dat [appellante] facturen heeft verzonden voor werkzaamheden die nimmer zijn uitgevoerd. Door de facturen van 16 juni 2008 en 16 juli 2008 ter hand te stellen aan [A] en [B] heeft [appellante] [A] en [B] willens en wetens in de gelegenheid gesteld om geld aan het bouwdepot te onttrekken. ABN AMRO heeft derhalve op basis van valse stukken geld uitgekeerd aan [appellante] , welk geld [appellante] vervolgens onder zich heeft gehouden terwijl zij wist, althans behoorde te weten, dat deze gelden niet aan haar toebehoorden. Daarbij zijn de ten onrechte door ABN AMRO overgemaakte bedragen nimmer door [appellante] teruggestort. Ook dat is naar de mening van ABN AMRO onrechtmatig.
Het hof merkt nog op dat, hoewel aan ABN AMRO kan worden toegegeven dat de wijze waarop de verschillende betrokken partijen met elkaar gelieerd zijn (geweest) opvallend is, dat enkele gegeven, anders dan ABN AMRO klaarblijkelijk voorstaat, onvoldoende is om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat sprake is van een vooropgezette constructie waarvan ook [appellante] deel uitmaakte, met als doel de bank te benadelen. Het had op de weg van ABN AMRO gelegen die stelling nader met feiten en omstandigheden te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten.
Onverschuldigde betaling