Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
1.Coöperatieve Rabobank Assen en Noord-Drenthe U.A.,
Rabobank,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest, geheel te vernietigen het vonnis op 4 februari 2015 (…) en opnieuw rechtdoende (…) bij arrest, voor zoveel mogelijk wettelijk uitvoerbaar (…):
3.De vaststaande feiten
grief Ihebben zij vele opmerkingen gemaakt, "naar aanleiding van" de feitenvaststellingen door de rechtbank. De feitenvaststellingen als zodanig hebben zij evenwel niet bestreden, behoudens voor zover zij naar aanleiding van rechtsoverwegingen 2.11 en 2.22 hebben betwist dat opzegging "van het zakelijk krediet" heeft plaatsgevonden. Het hof zal de feiten vooralsnog met in achtneming van die betwisting vaststellen en verder bij
grief Vbespreken of van opzegging sprake is geweest. Voor zover [appellanten] c.s. in de toelichting op grief I zich hebben beroepen op (volgens hen vaststaande) aanvullende feiten, zal het hof daarop (voor zover van belang) bij de bespreking van de overige grieven terugkomen. Grief I kan in zichzelf niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Met in achtneming van het voorgaande en aangevuld met wat in hoger beroep als onweersproken is komen vast te staan, zal het hof uitgaan van de navolgende feiten.
Nadere afspraken
X Dit voorstel is onder protest ondertekend."
11.Bewijskracht bankadministratie
21. Onmiddellijke opeisbaarheid
16 Inperking krediet
Onmiddellijke opeisbaarheid
Reeds geruime tijd ben u in verzuim met de nakoming van uw financiële verplichtingen jegens onze bank. Uw betaalrekening onder nummer [00000] vertoont per heden een ongeoorloofde debetstand van € 404,11 en uw zakelijk krediet vertoont al geruime tijd een ongeoorloofde debetstand. De bank heeft deze ongeoorloofde debetstand deels ongedaan gemaakt door de rente van uw leningen terug te boeken. Hierdoor is momenteel een achterstand in de rente van 4 maanden. Ook met de aflossing van de overbruggingslening bent u in gebreke.(…)
Geachte heer en mevrouw [appellanten] ,
Telefonisch informeerde ik u over het feit dat er op verzoek van Plaggenmarsch Tuinmeubelen B.V. en Gibo Accountants en Adviseurs B.V. beslag is gelegd op uw jegens de Rabobank verhypothekeerde registergoed/registergoederen. Tot mijn spijt is dit beslag in ons constructieve gesprek van 18 januari jl. niet ter tafel gekomen.
Volgend op ons telefonisch overleg van maandag 30 januari jl. stuur ik u deze brief. In dit gesprek gaf u aan dat u naar aanleiding van onze brief (d.d. 26 januari 2012) inzake het executoriaal beslag, contact heeft gezocht met gerechtsdeurwaarder [G] .
Hierbij verwijs ik naar mijn brief aan u van 3 februari 2012 waarmee ik u heb geïnformeerd over het feit dat er op verzoek van Plaggenmarsch Tuinmeubelen B.V. en Gibo Accountants en Adviseurs B.V. door [G] gerechtsdeurwaarders beslag is gelegd op uw jegens onze bank verhypothekeerde registergoed.
(…)
Uw voorstel
Op 12 september hadden wij telefonisch contact inzake uw besprekingen met gerechtsdeurwaarder [G] . U gaf aan dat u met de heer [G] de afspraak heeft gemaakt dat een betaling van € 5.000,- zou volstaan om een executoriale veiling van uw woning vooralsnog te voorkomen. U heeft ons verzocht om uitbreiding van uw financiering met € 2.000,- teneinde de afspraak met [G] te kunnen nakomen. De resterende € 3.000,- kunt u voldoen uit eigen middelen. In deze brief vindt u ons standpunt en oordeel.
- [appellant1] zal een voor de bank acceptabele (NVM-)makelaar inschakelen.
Aflossing renteachterstand tot 8-1-2014 € 29.065,50
Per 1-2-2014 bedraagt de schuld:
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Eiswijziging
6.De beoordeling van de (overige) grieven en de vordering
grief IIkomen [appellanten] c.s. op tegen rechtsoverwegingen 6.2 tot en met 6.4 van het bestreden vonnis. In die rechtsoverwegen heeft de rechtbank, overwogen dat de hypotheekakte waar het gaat om de daarin neergelegde obligatoire overeenkomst moet worden uitgelegd naar de zogenoemde Haviltex-maatstaf. En voorts:
De in de onderhavige notariële akte tot uitdrukking gebrachte partij bedoeling dient naar het oordeel van de rechtbank aldus te worden begrepen, dat [appellant1] en [appellant2] het hypotheekrecht zowel voor zichzelf in privé als handelend als vennoten van [Firmanaam] VOF aan Rabobank hebben verleend, waarbij het bedrijfspandénde privéwoning als zekerheidsobjecten zijn aangemerkt. Het hypotheekrecht secureert al datgene wat Rabobank van [appellant1] , [appellant2] , [Firmanaam] VOF en/of [B] te vorderen heeft (dus: zowel zakelijk als privé), zowel van hen tezamen als van ieder van hen afzonderlijk, op grond van bestaande of nog te verstrekken geldleningen en/of kredieten in rekening-courant en/of toekomstige borgstellingen. Met het voorgaande is de onlosmakelijke samenhang tussen "zakelijk" en "privé" naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegeven. Op basis van de hypotheekakte zijn [appellanten] c.s., anders dan zij bepleiten, dan ook in privé - met hun privévermogen - door Rabobank aan te spreken voor zakelijke schulden. Dat is in de gegeven omstandigheden overigens ook alleszins verklaarbaar, nu [appellant1] en [appellant2] als privépersonen beide vennoten waren van [Firmanaam] VOF en uit dien hoofde op grond van de wet - artikel 18 WvK - hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de VOF. [appellanten] c.s. hebben onvoldoende aangevoerd dat een andere uitleg dan hiervoor vermeld rechtvaardigt, zodat voor bewijslevering ter zake geen plaats is."
- artikelen 11 en 21 van de Algemene Bankvoorwaarden van Rabobank;
- Artikelen 16, 26g en 26n van de algemene voorwaarden rekening-courant van Rabobank;
- Artikel 16d van de algemene voorwaarden zakelijke geldleningen van Rabobank.
6.11 De kredietovereenkomst tussen de Rabobank en [appellant1] en [appellant2] is tot stand gekomen doordat de kredietnemer het daartoe strekkende aanbod van de Rabobank heeft aanvaard. De in de algemene voorwaarden van de Rabobank opgenomen opzeggingsbevoegdheid van de bank, voor het geval de kredietnemer enige op hem rustende verplichting niet nakomt, is onderdeel van de kredietofferte, nu in de kredietofferte uitdrukkelijk naar die voorwaarden is verwezen. Uit de aard van de kredietovereenkomst volgt dat de bank ook een voor haar wederpartij - [appellanten] c.s. - kenbaar belang heeft zich de bevoegdheid voor te behouden om bij niet nakoming door de kredietnemer van - onder meer - de (terug-)betalingsverplichting, de geldlening op te zeggen en volledig opeisbaar te maken. Het belang van de kredietnemer wordt door het verschaffen van die opzeggingsbevoegdheid en de mogelijkheid van volledige opeisbaarheid, die als algemene bepaling in vele overeenkomsten voorkomt en gebruikelijk is, op zichzelf niet ernstig geschaad.
grieven V tot en met VIIIzien op de executoriale verkoop van het bedrijfspand. De
grieven IX tot en met XIIIzien op de executoriale verkoop van de woning.
de vakantiewoninghet volgende. Ten pleidooie is door de bank aangegeven dat zij hiertoe bevoegd was uit hoofde van een aan haar verleende combinatiehypotheek (die niet tot de processtukken behoort), hetgeen door [appellant1] is beaamd. Uit het voorgaande blijkt dat ten tijde van de executie het krediet reeds ongeveer 2 jaar geleden was opgezegd en dat alternatieve financieringen niet tot stand kwamen zodat, behoudens niet gestelde feiten of omstandigheden, niet valt in te zien waarom deze executie onrechtmatig zou zijn geweest. Tegen de overwegingen van de rechtbank (rov. 6.21) die hebben geleid tot haar oordeel dat Rabobank de vakantiewoning niet voor een te lage prijs heeft verkocht zijn, behoudens de niet onderbouwde opmerking dat de taxerende makelaar niet onpartijdig is geweest, geen onderbouwde bezwaren aangevoerd.
Grief 4faalt dan ook.
het bedrijfspandoverweegt het hof in aansluiting op het voorgaande als volgt. Toen de opbrengst van de vakantiewoning onvoldoende bleek om de ontstane achterstand in te lopen, is na zeer vele uitstellen (zie de correspondentie overgelegd bij memorie van antwoord) eerst in 2011 (meer dan drie jaar na de opzegging) het bedrijfspand verkocht, nadat inmiddels ook nog beslagen op het pand waren gelegd. Niet valt in te zien dat en waarom in het licht van het voorgaande deze executie onrechtmatig was.
ondertekening door verkoper houdt niet hun verplichting in van verkoper om onderhavig contract inderdaad aan de rechter ter goedkeuring aan te bieden. Het staat verkoper vrij geen of enig andere contract( al dan niet eveneens) ter goedkeuring aan te bieden.”
grieven V tot en met VIIIfalen.
IX tot en met XIIIfalen.