ECLI:NL:GHARL:2016:8256

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
18 oktober 2016
Zaaknummer
15/00178
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 18 te [Z]. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, had in eerste aanleg bij de rechtbank Gelderland een beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland, die de waarde voor het jaar 2013 had vastgesteld op € 213.000. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de waarde verlaagd tot € 188.000. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij de heffingsambtenaar niet ter zitting verscheen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat het beroep in eerste aanleg gegrond was verklaard. De belanghebbende had kosten gemaakt voor een deskundige, [B], die hem had geadviseerd op basis van een 'no cure no pay'-overeenkomst. Het Hof oordeelde dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, en heeft de proceskosten vastgesteld op € 264, inclusief kosten voor de deskundige en reiskosten van de gemachtigde.

De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze geen proceskostenvergoeding toekende, en de heffingsambtenaar is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00178
uitspraakdatum:
18 oktober 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2015, nummer AWB 14/1736, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Berkelland(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 18 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 213.000.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 januari 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 188.000.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2015 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] als de gemachtigde van belanghebbende.
1.7
De heffingsambtenaar is zonder kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen. De griffier van het Hof heeft de heffingsambtenaar bij aangetekend verzonden brief van 22 september 2015 uitgenodigd voor de zitting op 22 oktober 2015 om 10.00 uur te Arnhem. Blijkens informatie van Track & Trace van PostNL is deze uitnodiging op 23 september 2015 op het adres van de heffingsambtenaar afgeleverd.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.9
Het Hof heeft met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek heropend en belanghebbende verzocht nadere informatie te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft op de door belanghebbende in dit kader overgelegde stukken, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd.
1.1
Na daarvoor verkregen toestemming van partijen heeft het Hof met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een in 1920 gebouwde vrijstaande woning.
2.2
Tot de gedingstukken behoort een verklaring van [B] (hierna: [B] ), werkzaam bij [C] Makelaardij, van 14 oktober 2014 waarin het volgende is vermeld:
“In maart jongstleden heeft u [Hof: de gemachtigde van belanghebbende] mondeling kontakt [sic] opgenomen betreffende een conflict inzake de WOZ bedragen, welke de Gemeente Berkelland had vastgesteld voor [a-straat] 18 en [b-straat] 34 / 36 te [Z] .
De eerder gemaakte bezwaren, zijn in februari 2014 door de Gemeente niet ontvankelijk verklaard.
Hierop is mijn kantoor benaderd om het standpunt van de gemeente te beoordelen en is advies
gevraagd voor verdere invulling ter motivatie van uw standpunten.
Deze afspraak is uitgevoerd onder de afspraak dat 1,5% van de (eventueel) verlaagde WOZ waarde
van de desbetreffende panden als bezoldiging, in rekening zou mogen worden gebracht (no cure no
pay).”
2.3
In de procedure bij de Rechtbank werd belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde [A] . Genoemde gemachtigde verleent niet-beroepsmatig rechtsbijstand in deze procedure. Voorafgaand aan de zitting van de Rechtbank hebben partijen met betrekking tot de vastgestelde waarde van de onroerende zaak overeenstemming bereikt. Naar aanleiding hiervan heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de vastgestelde WOZ-waarde verminderd conform de door partijen overeengekomen waarde. De Rechtbank heeft geen aanleiding gezien belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
2.4
In hoger beroep heeft belanghebbende een factuur van [C] Makelaardij met dagtekening 18 februari 2015 overgelegd, waarin – voor zover hier van belang – het volgende is vermeld:
“in verband met beoordeling en advisering van de WOZ waarde van de panden:
[a-straat] 18 te [Z]
1,5% van € 25.000,-- € 375,--
(…)”
2.5
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard dat [B] de onroerende zaken inpandig heeft opgenomen.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In hoger beroep is enkel nog in geschil of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding.
3.2
Belanghebbende is van mening dat – nu het beroep in eerste aanleg gegrond is verklaard – hij recht heeft op vergoeding van kosten voor een deskundige. De heffingsambtenaar bestrijdt dit.
3.3
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft belanghebbende ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarin geen proceskostenvergoeding is toegekend, en tot vergoeding van de kosten voor een deskundige.
3.5
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Partijen hebben gedurende de beroepsfase overeenstemming bereikt met betrekking tot de WOZ-waarde van de onderhavige onroerende zaak, in die zin dat de waarde van de onroerende zaak op een lager bedrag (€ 188.000) dient te worden vastgesteld. Die waarde is in hoger beroep niet (langer) in geschil. Omdat het beroep van belanghebbende gegrond is verklaard, heeft belanghebbende als uitgangspunt recht op een proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.2
Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht betrekking kan hebben op kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
4.3
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van kosten voor een deskundige. De heffingsambtenaar heeft betwist dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt.
4.4
Het Hof acht, gezien de overgelegde verklaring en factuur (zie 2.2 en 2.4), aannemelijk dat belanghebbende voor de onderbouwing van het beroep gebruik heeft gemaakt van de diensten van [C] Makelaardij en dat hij daarvoor kosten heeft gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat [B] niet kan worden aangemerkt als deskundige in procedures als de onderhavige. [B] heeft verklaard dat hij belanghebbende op basis van ‘no cure no pay’ heeft geadviseerd. Een dergelijke afspraak staat een proceskostenvergoeding niet in de weg (vergelijk HR 7 oktober 2011, nr. 10/05199, ECLI:NL:HR:2011:BT6841 en HR 16 november 2012, nr. 11/02517, ECLI:NL:HR:2012:BY2770). Dat sprake is van een vriendendienst, zoals de heffingsambtenaar heeft gesteld, volgt niet uit de nadien overgelegde factuur. De kosten van de door [B] uitgevoerde werkzaamheden komen daarmee voor vergoeding in aanmerking.
4.5
Het Hof zal voor de vergoeding aansluiten bij de ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’ (Stcrt. 2012, nr. 26.039). De vergoeding bedraagt overeenkomstig de hiervoor genoemde richtlijn voor een inpandige opname vier uren tegen een tarief van € 50 per uur, ofwel € 200.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Proceskosten

Nu belanghebbende ook in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld, heeft hij evenzeer recht op een vergoeding van de door hem in hoger beroep gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken - overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht - vast op € 264, te weten € 200 voor de kosten in eerste aanleg (kosten deskundige) en € 64 voor de kosten in hoger beroep (€ 24 reiskosten en € 40 verletkosten). Opmerking in dit verband verdient dat de vergoeding van verletkosten ziet op vergoeding van de verletkosten van de gemachtigde. Die omstandigheid staat niet aan vergoeding van verletkosten in de weg (vgl. CRvB 30 april 2014, nr. 12/1406 WAJONG, ECLI:NL:CRVB:2014:1441). Ter zake van de overige proceskosten in eerste aanleg, heeft de Rechtbank in haar uitspraak van 11 december 2014, nummers AWB 14/1733 en AWB 14/1735, ECLI:NL:RBGEL:2014:7604, waarvan de mondelinge behandeling gelijktijdig met de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden, reeds een vergoeding aan belanghebbende toegekend, zodat voor een vergoeding van die kosten in deze procedure geen grond bestaat.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarin geen proceskostenvergoeding is toegekend,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 264 en
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is op 18 oktober 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema)
(R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op : 18 oktober 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.