Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
11 oktober 2016
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Wat voor soort rekening betrof het en in welke valuta ?
Op welke wijze hebben uw cliënt en/of zijn partner bedragen gestort (…) ?
Heeft uw cliënt het saldo en/of de opbrengsten van deze banktegoeden vermeld in de aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting ?
Hof: de broer heeft in zijn brief van 23 juni 2010 voorgesteld “hier de brief van 21 mei aan te halen, dat: ‘ik tot 50% van het vermogen was gerechtigd dat op naam van[belanghebbende]
onder rekening [00003] werd aangehouden bij de [a-bank] ’ (i.p.v. de vermelding van een gezamenlijke rekening).
Hof: bedoeld zal zijn: ’88-’97).
guldennaar ruim 1,2 miljoen
euro) is nog steeds ongewis en bovendien kan die aanwas in vier jaar tijd onmogelijk alleen uit bijgeschreven rente bestaan. De vragen over de herkomst van de aanwas van de rekening, maar nu beperkt tot de periode 1987 – 1990, zijn nog even urgent en actueel als eerst.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
11 oktober 2016in het openbaar uitgesproken.