Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[persoon 1],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.De slotsom
€ 894,00(1 punt x tarief II)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een vordering op [persoon 1] mag verrekenen met de WAO-uitkering die aan hem wordt uitbetaald, in het kader van een schuldsaneringsregeling. [persoon 1] ontvangt sinds 10 november 1992 een WAO-uitkering en heeft in 2009 een terugvordering van het UWV ontvangen wegens ten onrechte ontvangen toeslagen. De bewindvoerder van [persoon 1] heeft in hoger beroep gevorderd dat het UWV niet mag verrekenen met de WAO-uitkering, omdat de vordering van het UWV zou zijn ontstaan na de uitspraak van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de schuld van het UWV aan [persoon 1] al was ontstaan vóór de uitspraak tot toepassing van de schuldsanering, en dat de verrekening dus rechtmatig is. Het hof wijst erop dat het recht op een WAO-uitkering niet een statisch recht is, maar dat het recht op uitkering ontstaat op het moment dat aan de wettelijke vereisten is voldaan. De bewindvoerder heeft niet kunnen aantonen dat de vordering van het UWV niet verrekend mag worden, en de grieven worden verworpen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel en veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van het hoger beroep.