ECLI:NL:GHARL:2016:784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
WAHV 200.152.828
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Van Schuijlenburg
  • Mr. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 17 juni 2014 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard en de officier van justitie heeft veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de betrokkene. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij ook om vergoeding van kosten is verzocht. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend en de gemachtigde van de betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Het hof heeft beoordeeld of de betrokkene ontvankelijk is in het hoger beroep. Artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) bepaalt de voorwaarden waaronder hoger beroep mogelijk is. Het hof concludeert dat de betrokkene ontvankelijk is in het hoger beroep, ondanks dat de sanctiebeslissing geen onderwerp van geschil is geweest bij de kantonrechter. Het hof oordeelt dat de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de proceskostenvergoeding onterecht verschillende wegingsfactoren heeft toegepast. Het begrip 'gewicht van de zaak' moet worden opgevat als het belang en de ingewikkeldheid van de geschilpunten, zonder differentiatie naar de procedurefase.

Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter over de hoogte van de proceskostenvergoeding en stelt deze vast op € 608,75. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene in het hoger beroep tot een bedrag van € 243,50. Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.152.828
4 februari 2016
CJIB 163948597
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 17 juni 2014
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene), gevestigd te [plaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [naam] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten ten behoeve van de betrokkene tot een bedrag van € 547,88.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De advocaat-generaal heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de betrokkene niet-ontvankelijk is in het hoger beroep aangezien de sanctiebeslissing geen onderwerp van geschil is geweest bij de kantonrechter.
2. Artikel 14 WAHV bepaalt in welke gevallen hoger beroep van de beslissing van de kantonrechter openstaat bij het hof. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, WAHV.
3. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt, na de beslissing van de kantonrechter, € 340,-. Daarmee valt de beslissing van de kantonrechter onder het bereik van artikel 14, eerste lid, van de WAHV en is het hof ter zake bevoegd. De omstandigheid dat de sanctie bij de kantonrechter geen onderwerp van geschil is geweest, doet, gelijk het hof bij arrest van 30 april 2015 (gepubliceerd op rechtspraak.nl, ECLI:NL:GHARL:2015:3333) heeft geoordeeld, hieraan niet af, nu artikel 14, eerste lid, van de WAVH die eis niet stelt. In het bijzonder kan dit niet worden afgeleid uit de zinsnede "tenzij de opgelegde sanctie bij die beslissing niet meer dan € 70,- bedraagt", aangezien het niet de kantonrechter is die een administratieve sanctie oplegt. De betrokkene is derhalve ontvankelijk in hoger beroep.
4. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter in strijd met het Besluit proceskosten bestuursrecht, bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen proceskostenvergoeding verschillende wegingsfactoren heeft toegepast. Voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het verschijnen ter zitting heeft de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 toegepast en voor het indienen van een nadere toelichting is de wegingsfactor 0,25 toegepast. De gemachtigde is van mening dat voor elke proceshandeling de wegingsfactor 0,5 moet worden toegepast.
5. Het antwoord op de vraag, welke wegingsfactor moet worden toegepast, is afhankelijk van het gewicht van de zaak. Het begrip 'gewicht van de zaak' dient te worden opgevat als het belang en de ingewikkeldheid van de in administratief beroep of in de (hoger) beroepsfase als geheel voorliggende geschilpunten, zonder verdere differentiatie naar de ontwikkeling van het geschil in de betreffende fase van de procedure. De tekst van (de bijlage bij) het Besluit proceskosten bestuursrecht noch de toelichting ervan biedt een aanknopingspunt om binnen een fase in de procedure verschillende wegingsfactoren toe te passen. Voorts verzet de systematiek van het Besluit proceskosten bestuursrecht - gelet op het forfaitaire karakter - zich tegen een dergelijke interpretatie. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden kan er aanleiding bestaan om op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht van dit uitgangspunt af te wijken (vgl. gerechtshof Amsterdam, 7 november 2013, ECLI: NL:GHAMS:2013:4500 en Centrale Raad van Beroep, 18 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2800). Het bestaan van dergelijke bijzondere omstandigheden heeft de kantonrechter niet gesteld. Het verweer van de gemachtigde treft derhalve doel. Een en ander brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij de hoogte van de proceskostenvergoeding is bepaald op € 547,88, dient te worden vernietigd. Het hof zal, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, de hoogte van de aan de betrokkene toegekende proceskostenvergoeding voor de procedure bij de kantonrechter bepalen. Daarbij wordt ook voor de nadere toelichting de wegingsfactor 0,5 gehanteerd. Dit komt neer op een bedrag van 2,5 x 487 x 0,5 = € 608,75.
6. Nu de betrokkene door het hof in het gelijk wordt gesteld komt het verzoek om toekenning van een vergoeding voor de proceskosten in hoger beroep voor inwilliging in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een hoger beroepschrift. Voor het indienen van een hoger beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487,- (voor beroepschriften ingediend voor 1 januari 2015 zoals te dezen het geval). Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.
7. Gelet hierop zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten in hoger beroep tot een bedrag van € 243,50.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, beslist het hof als volgt

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij de hoogte van het bedrag aan in de procedure bij de kantonrechter toe te kennen proceskosten is bepaald op € 547,88;
bepaalt de hoogte van dit bedrag op € 608,75;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, gemaakt in de fase van het het hoger beroep, ter hoogte van
€ 243,50, over te maken op rekening de rekening van [naam] , [adres] , rekeningnummer: [rekeningnummer], onder vermelding van kenmerk 48178.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.