In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland over de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor een kampeervoertuig. Belanghebbende heeft over de periode van 6 april 2014 tot 8 mei 2014 motorrijtuigenbelasting betaald voor zijn voertuig, een Mercedes Benz 409D, en heeft bezwaar gemaakt tegen deze betalingen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het bezwaar afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en een teruggaaf van belasting verleend. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij de hoogte van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting ter discussie staat, met name in het licht van de wijziging van de wetgeving per 1 januari 2014 die de oldtimervrijstelling heeft aangepast.
Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de wetgever met de wijziging van de wet MRB geen strijd heeft gepleegd met het vertrouwensbeginsel of het rechtszekerheidsbeginsel. De wijziging van de oldtimervrijstelling, die nu alleen geldt voor voertuigen ouder dan 40 jaar, is legitiem en de wetgever heeft een ruime beoordelingsvrijheid. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de heffing van motorrijtuigenbelasting niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat de wetgeving een legitiem doel dient en er een redelijke balans is tussen de belangen van de belastingplichtige en het algemeen belang. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.