Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
beschikking van 14 juni 2012 vastgestelde bijdrage - met ingang van 23 januari 2015 bepaald op € 224,-- per maand.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 350,-- netto per maand heeft verdiend, een bedrag dat in de onderhavige periode -, nu dit tussen partijen niet in geschil is - volledig in mindering dient te worden gebracht op haar behoefte.
€ 635,--, en € 735,-- per maand te voorzien, bezien in samenhang met de financiële situatie van de stiefvader zoals die hiervoor blijkt en uitgaande van het feit dat hij samen met zijn ex-partner volledig in de behoefte van de eigen drie kinderen moet voorzien, in redelijkheid aanleiding bij de vaststelling van een bijdrage van de vader in de kosten van [verzoekster] geen rekening te houden met enige draagkracht van de stiefvader.
6.De (eventuele) terugbetalingsverplichting
€ 248,25 per maand heeft betaald, dan heeft hij ingevolge deze beschikking over de periode van 23 januari 2015 tot en met november 2015 (7 maanden x € 220,10) € 1.540,70 meer betaald dan waartoe hij gehouden was. Daartegenover dient de vader over de periode van 1 december 2015 tot 1 september 2016 op grond van de onderhavige beschikking aan [verzoekster] in totaal nog een bedrag te voldoen van (1 maand x € 248,25 + 8 maanden € 251,48 =)
€ 2.260,09. Gelet hierop is er ook indien de vader tot en met november 2015 een bijdrage van € 248,25 per maand heeft betaald voor [verzoekster] in ieder geval geen terugbetalingsverplichting ontstaan.
7.Slotsom
8.De beslissing
mr. G.M. van der Meer, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 6 september 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.