ECLI:NL:GHARL:2016:7181

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
200.187.125/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering extra vergoeding bewindvoerder in het kader van meerderjarigenbewind

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de kantonrechter de extra vergoeding van € 992,-- voor de bewindvoerder heeft geweigerd. De bewindvoerder, h.o.d.n. [A], heeft in hoger beroep verzocht om een machtiging om een bedrag van € 500,-- in rekening te brengen voor extra werkzaamheden die hij heeft verricht in het kader van het bewind over de rechthebbenden, [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2]. De kantonrechter had eerder bepaald dat de bewindvoerder geen machtiging had gevraagd voor deze extra kosten, wat leidde tot de weigering van de vergoeding.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de bewindvoerder en de rechthebbenden aanwezig waren. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat hij extra werkzaamheden heeft verricht, waaronder het verwerken van een grote hoeveelheid ongeopende enveloppen en het doen van belastingaangiftes. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet vooraf een machtiging heeft gevraagd, maar dat de noodzaak van de werkzaamheden wel vaststaat. Het hof heeft overwogen dat de extra werkzaamheden niet tot de gewone werkzaamheden tijdens het bewind behoren en dat de bewindvoerder recht heeft op een vergoeding voor deze werkzaamheden.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de bewindvoerder machtiging verleend om eenmalig een bedrag van € 500,-- in rekening te brengen bij de rechthebbenden. Het hof heeft benadrukt dat in toekomstige gevallen, ook al is de noodzaak van de werkzaamheden vaststaand, vooraf machtiging moet worden gevraagd aan de kantonrechter voor extra werkzaamheden die vóór 1 januari 2015 zijn verricht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.187.125/01
(zaaknummers rechtbank 4639596 TB VERZ 15-13072 en 4639597 TB VERZ 15-13073)
beschikking van 1 september 2016
inzake
[verzoeker] h.o.d.n. [A],
kantoorhoudend te [B] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer te Leeuwarden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de rechthebbende1] ,

wonende te [C] ,
verder te noemen: [de rechthebbende1] ,

2.[de rechthebbende2] ,

wonende te [C] ,
verder te noemen: [de rechthebbende2] ,
verder gezamenlijk te noemen: de rechthebbenden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 30 november 2015, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 29 februari 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 juli 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn de bewindvoerder, bijgestaan door zijn advocaat, en de rechthebbenden.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij (afzonderlijke) beschikkingen van 31 maart 2014 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan [de rechthebbende1] en [de rechthebbende2] en heeft [verzoeker] , h.o.d.n. [A] , benoemd tot bewindvoerder.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de door de bewindvoerder verzochte extra vergoeding van € 992,-- geweigerd en overwogen dat voor zover deze vergoeding reeds gedeclareerd is, dit zo spoedig mogelijk op de rekening van de rechthebbenden teruggestort dient te worden.

4.De omvang van het geschil

4.1
De bewindvoerder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking
van 30 november 2015. Deze grief ziet op de beslissing van de kantonrechter om geen machtiging te verstrekken tot het in rekening brengen van extra kosten die voorafgaand
aan en tijdens het bewind zijn gemaakt. De bewindvoerder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog een machtiging aan hem te verstrekken om een bedrag van € 992,-- ten laste van het vermogen van de rechthebbenden te brengen.
4.2
Ter zitting van het hof heeft mr. Thiescheffer naar voren gebracht dat het bedrag aan intakekosten, te weten het bedrag van € 492,--, alsnog betaalbaar is gesteld en is betaald, zodat in hoger beroep nog aan de orde is het verzoek tot het verlenen van een machtiging voor het in rekening brengen van extra kosten ter hoogte van € 500,--.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De bewindvoerder kan zich niet verenigen met de beslissing van de kantonrechter
en voert hiertoe aan dat hij ter zake van extra werkzaamheden met de rechthebbenden de afspraak heeft gemaakt dat hem een bedrag zou toekomen van € 500,-- voor het verwerken van een grote doos met circa 500 ongeopende enveloppen waarmee hij onder meer in staat was tot het doen van de benodigde belastingaangiftes voor de jaren 2010 tot en met 2013.
De bewindvoerder erkent dat hij ter zake van de extra werkzaamheden niet een voorafgaande machtiging van de rechtbank heeft gevraagd. Volgens de bewindvoerder kan aan hem desondanks een vergoeding voor de extra werkzaamheden worden toegekend. Immers, uit het akkoord van de rechthebbenden met een betaling van € 500,-- kan de noodzaak van deze werkzaamheden worden afgeleid. De bewindvoerder is van oordeel dat indien de noodzaak vaststaat, hetgeen volgens hem het geval is, ook een vergoeding voor extra werkzaamheden kan worden toegekend zonder dat hiervoor vooraf een machtiging is aangevraagd.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Uit de Aanbevelingen meerderjarigenbewind blijkt onder meer dat niet tot de gewone werkzaamheden tijdens het bewind behoren werkzaamheden ten behoeve van het stabiliseren van problematische schuldsituaties in het voortraject en in het kader van de toeleiding tot een minnelijke- of wettelijke schuldenregeling en de aangifte IB in box 1 voor meerdere jaren in één keer. Voor een extra vergoeding voor werkzaamheden die niet binnen het tarief vallen, dient de bewindvoerder vooraf machtiging te vragen aan de kantonrechter. Deze werkzaamheden worden dan vergoed tegen het uurloon. Ter zitting is gebleken dat er in de onderhavige zaak sprake is/was van een problematische schuldsituatie.
De totale schuldenlast voorafgaande aan het bewind bedroeg zo'n € 75.000,-- en er waren meer dan vijftig crediteuren. Dit betrof ook zakelijke schulden, voortkomend uit de inmiddels gestaakte onderneming van [de rechthebbende2] . De bewindvoerder heeft de aangiftes inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 gedaan, hetgeen
de rechthebbenden hadden nagelaten, en heeft betalingsregelingen met verschillende schuldeisers getroffen. Hiertoe heeft hij eerst de inhoud van de 500 enveloppen die de rechthebbenden ongeopend hadden gelaten moeten verwerken. De bewindvoerder heeft voornoemde schuld weten terug te brengen tot een bedrag van ongeveer € 49.000,--.
Naar het oordeel van het hof heeft de bewindvoerder met al hetgeen hij heeft gesteld en door de rechthebbenden is bevestigd voldoende onderbouwd dat de door hem opgevoerde extra werkzaamheden niet behoren tot de gewone werkzaamheden tijdens het bewind. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat de bewindvoerder in verband hiermee aanzienlijk meer uren heeft gemaakt dan behorend tot zijn gewone werkzaamheden en dat het bedrag van € 500,-- dat hij hiervoor heeft gerekend ruimschoots past binnen de vergoeding die hij op basis van een gemiddeld uurtarief zou hebben ontvangen. Gelet hierop, acht het hof het verzoek van
de bewindvoerder om machtiging te verlenen tot het eenmalig in rekening brengen bij de rechthebbenden van een bedrag van € 500,-- (inclusief btw) in verband met de extra werkzaamheden, ook al heeft hij hiervoor vooraf geen toestemming gevraagd, niet onredelijk. Het hof zal het verzoek daarom alsnog toewijzen. Het hof merkt hierbij wel op dat in voorkomende gevallen, althans voor extra werkzaamheden verricht vóór 1 januari 2015 - ook indien de noodzaak van de werkzaamheden vaststaat - vooraf machtiging dient te worden gevraagd aan de kantonrechter.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
30 november 2015, en opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerder machtiging om eenmalig een bedrag van € 500,-- (inclusief BTW) in rekening te brengen bij de rechthebbenden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, G.M. van der Meer en
I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 1 september 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.