Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
3 februari 2014 aan de man opgelegde kinderalimentatie gewijzigd, in die zin dat de kinderalimentatie met ingang van 1 oktober 2013 is bepaald op € 200,- per kind per maand.
5.De motivering van de beslissing
3 februari 2014 met ingang van 1 oktober 2013 gewijzigde bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te wijzigen, nu deze bijdrage van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord ex artikel 1:401 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) en/of omdat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel
1:401 lid 5 BW en/of omdat door een wijziging van omstandigheden de bijdrage niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De man betwist in hoger beroep dat sprake is van een wijzigingsgrond.
* Artikel 1:401 lid 4 BW
3 februari 2014 van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, omdat van de draagkracht van de man een bedrag van € 75,- zou worden aangewend voor aflossing op de schuld aan de Nederlandse Voorschotbank, terwijl hij deze toezegging niet gestand heeft gedaan.
€ 920,48 heeft afgelost op de schuld aan de Nederlandse Voorschotbank. Daarmee heeft hij niet volledig voldaan aan de door hem toegezegde aflossing van € 75,- per maand. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank bij de beschikking van 3 februari 2014 is uitgegaan van een onjuist gegeven zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 4 BW, namelijk een onjuiste verwachting over de toekomstige aflossingen door de man, en dat de beschikking van
3 februari 2014 reeds daardoor van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. Het hof zal gelet hierop overgaan tot een hernieuwde beoordeling van de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
De ingangsdatum
€ 50,- per maand. Vast staat echter ook dat de kinderalimentatie bij de beschikking van de rechtbank van 3 februari 2014 is verlaagd naar € 50,- per maand, daarbij uitgaande van een toekomstige aflossing door de man van € 75,- per maand op de schuld aan de Nederlandse Voorschotbank, en dat de man niet volledig aan deze aflossingsverplichting heeft voldaan. Bij gebrek aan nadere onderbouwing van de periode waarin de man heeft afgelost, welke informatie beide partijen hadden kunnen verstrekken, gaat het hof ervan uit dat hij in de 23 maanden die zijn gelegen tussen 1 oktober 2013 en 31 augustus 2015, 12 maanden de door hem toegezegde aflossing van € 75,- per maand heeft voldaan (€ 920,48 / € 75,- = € 12,27) en 11 maanden niet. Gelet hierop acht het hof het redelijk om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de kinderalimentatie over de periode van 1 oktober 2013 tot 31 augustus 2015 is gewijzigd, en opnieuw beschikkende te bepalen dat de man over die periode naast de verschuldigdheid van € 50,- kinderalimentatie per maand zoals die volgt uit de beschikking van 3 februari 2014, ter finale kwijting tevens een bedrag van € 825,-
(11 x € 75,-) aan de vrouw verschuldigd is.
De behoefte van de kinderen
De draagkracht van de man
De draagkracht van de vrouw
Het aandeel van partijen in de kosten van de kinderen
€ 703,66 x € 636,81).
6.De beslissing
3 februari 2014 aan de man opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2004, [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 en [de minderjarige3] , geboren [in] 2008 en bepaalt deze bijdrage met ingang van 31 augustus 2015 op € 490,- per maand en met ingang van 1 juni 2016 op € 592,- per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;