Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Bobo,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
17 februari 2010.
"Huurder heeft het recht om over 5 jaar na heden het gehuurde te kopen tegen een waarde van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis.Indien verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst het registergoed wenst te verkopen, hij verplicht is het gehuurde eerst te koop aan te bieden aan huurder tegen een verkoopprijs van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis."En in artikel 4.14 is voorts bepaald:
"Indien DTL Rental B.V. geen huurder meer is, danwel indien en zodra er op welke wijze dan ook een wijziging optreedt in de eigendomspositie van de aandelen, gehouden door de heer [huurder] middels diens personal holding Revolotion Beheer B.V. is de huurder verplicht een bankgarantie af te geven aan de verhuurder overeenstemmend met zes (6) maanden huur."
"(…) wijzigen per artikel:(…)4.11 alinea aan toegevoegd.4.13 slotzin toegevoegdDe opmerking van de advocaat omtrent de combinatie 4.11 en 4.13 in relatie tot het andere gedeelte dient n.m.m. geregeld te worden in de huurovereenkomst die nog opgesteld moet worden en niet hier al een optie voor het andere te huren gedeelte opnemen."Met de hand is daarbij geschreven:
"7/8 [appellant] :4.11 betreft hier een recht van [huurder] en geen plicht van [appellant] !Geen koopoptie derhalve.Benoemen/ [appellant] ->Aanpassing tekst is voldoende."
"Huurder heeft het recht om over 5 jaar na heden het gehuurde te kopen tegen een waarde van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis, onder voorbehoud dat dit in combinatie gaat met de aankoop van de discotheek en het Feestcafé.Indien verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst het registergoed wenst te verkopen, hij verplicht is het gehuurde eerst te koop aan te bieden aan huurder tegen een verkoopprijs van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis."
Voorts is opgemerkt:
"(…) De bepalingen m.b.t. het recht om over 5 jaar het gehuurde te kopen heb ik aangepast door de eerste zin eruit te halen en alleen te melden dat indien jij wenst te verkopen jij het eerst te koop aanbied aan de huurder tegen 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis. (…)"
"Gezien de teruggang in de bezoekersaantallen en de daardoor tegenvallende omzetten, niet alleen bij ons, maar ook bij discotheken in het algemeen, moeten we nu toch echt serieus bekijken of we de huidige (te) hoge kosten van de huur kunnen beperken door het pand nu te kopen. Zoals we besproken hebben zal je ons in april een voorstel doen, waarbij wij hopen, dat dit een reëel en voor ons haalbaar voorstel zal zijn."
Bobo schoot, naar de mening van [appellant] , aldus toerekenbaar tekort in de nakoming van de verplichtingen uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten. In verband daarmee zijn deze huurovereenkomsten per 1 september 2006 ontbonden, althans per 1 juli 2011 respectievelijk per 1 januari 2012 opgezegd. Bobo is gesommeerd primair per
1 september 2006 te ontruimen en subsidiair per 1 juli 2011 respectievelijk per
1 januari 2012. Voor zover het voorgaande geen doel zou treffen, is Bobo gesommeerd de aangebrachte wijzigingen te verwijderen. Betwist is dat het in artikel 4.11 opgenomen beding als koopoptie heeft te gelden en er is aangegeven, dat het door Troostwijk uitgebrachte advies onbruikbaar is. Tevens is gewezen op de bepalingen artikel 4.14 respectievelijk 4.13 van de huurovereenkomsten, in combinatie met het feit dat uit het Handelsregister is gebleken van een naamswijziging van de huurder. In dat verband werd gesommeerd er voor zorg te dragen dat alsnog een passende bankgarantie zou worden afgegeven, bij gebreke waarvan geleden en nog te lijden schade zou worden verhaald.
"Op 7 augustus 2001 heb ik telefonisch contact overleg met [appellant] gehad naar aanleiding van mijn brief de dato 6 augustus 2001 waarin de opmerkingen van de advocaat van de heer [huurder] op de huurovereenkomst zijn verwerkt. Uit mijn aantekening op de brief blijkt dat de heer [appellant] heeft bedoeld dat het gaat om een recht van [huurder] en niet om een plicht van [appellant] . Een koopoptie is uitdrukkelijk door de heer [appellant] niet bedoeld. Op mijn vraag of ik dit op die wijze moest benoemen gaf de heer [appellant] aan dat een aanpassing van de tekst voldoende is.Door mij is dienovereenkomstig het ontwerp van de huurovereenkomst opgesteld en aan partijen toegezonden.In september 2002 is door de heer [appellant] aan mij opdracht gegeven tot een aanpassing van de huurovereenkomst (o.a. artikel 4.11). De reden waarom is als considerans in het concept van de huurovereenkomst opgenomen (…) Daarbij werd in overleg met in ieder geval de heer [appellant] ook de bepaling in artikel 4.11 aangepast.Aan de huurder was mijns inziens voldoende duidelijk wat met de huurwaarde die genoemd is in de overeenkomst de huurwaarde werd bedoeld, nl. de huurwaarde op het moment dat het gehuurde te koop zou worden aangeboden."
2.22 Op 15 november 2010 heeft [appellant] aan Bobo de eigendom van de beide huurobjecten geleverd (kadastraal bekend in de gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduidingen] ). Bobo heeft de (voorlopige) koopprijs van € 650.000,- voldaan.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
a. [appellant] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan het passeren van een akte van transport, betreffende de onbezwaarde en onbelaste levering van beide huurobjecten, kadastraal bekend in de gemeente [gemeente] , [kadastrale aanduidingen] ten overstaan van een notaris ter keuze aan Bobo op een door de notaris binnen die termijn te bepalen tijdstip, zulks tegen een betaling van € 650.000,- althans een bedrag in goede justitie te bepalen, kosten koper aan [appellant] ;
b. [appellant] zal veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat hij in gebreke blijft aan de veroordeling sub a te voldoen;
c. [appellant] zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan Bobo op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
d. [appellant] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
tien grievenopgeworpen. De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en zullen om die reden niet afzonderlijk worden besproken.
De uitleg van de overeenkomst
"Huurder heeft het recht om over 5 jaar na heden het gehuurde te kopen tegen een waarde van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis.Indien verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst het registergoed wenst te verkopen, hij verplicht is het gehuurde eerst te koop aan te bieden aan huurder tegen een verkoopprijs van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis."alsmede van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst van 11 november 2001, waarin het volgende is bepaald:
"Huurder heeft het recht om over 5 jaar na heden het gehuurde te kopen tegen een waarde van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis, onder voorbehoud dat dit in combinatie gaat met de aankoop van de discotheek en het Feestcafé.Indien verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst het registergoed wenst te verkopen, is hij verplicht het gehuurde eerst te koop aan te bieden aan huurder tegen een verkoopprijs van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis."
Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridische) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 en
HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178).
[appellant] stelt zich op het standpunt dat het in artikel 4.11 bepaalde zo moet worden uitgelegd dat indien en zodra [appellant] het voornemen zou hebben het pand te verkopen, Bobo als huurder gerechtigd zou zijn om het pand in dat geval te kopen. De bepaling dient volgens [appellant] dan ook gekwalificeerd te worden als een voorkeursrecht/recht van eerste koop.
Een voorkeursrecht of recht van eerste koop daarentegen is een (voorwaardelijk) recht om een object te kopen, voordat het door de eigenaar aan een ander wordt aangeboden; het voorkeursrecht doet slechts een aanbiedingsplicht ontstaan op het moment dat de eigenaar het voornemen heeft tot verkoop van het object over te gaan.
"de huurder heeft het recht om over vijf jaar na heden het gehuurde te kopen tegen een waarde van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis"wijzen in de richting van een onvoorwaardelijke koopoptie na verloop van vijf jaar. Dat geldt temeer wanneer deze bepaling in samenhang wordt bezien met de tweede alinea van artikel 4.11, waarin is bepaald dat dat
"indien verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst het registergoed wenst te verkopen, hij verplicht is het gehuurde eerst te koop aan te bieden aan huurder tegen een verkoopprijs van 10x de dan geldende huurwaarde op jaarbasis".Die bewoordingen wijzen in de richting van een voorkeursrecht of recht van eerste koop in geval van eerdere verkoop. Indien, zoals door [appellant] wordt betoogd, tussen partijen zowel vóór als ná vijf jaar enkel een voorkeursrecht zou gelden, valt niet goed te begrijpen waarom partijen voor de situatie na vijf jaar een andere formulering hebben gehanteerd dan voor de voorafgaande periode. Het onderscheid tussen de eerste en tweede alinea van artikel 4.11 heeft in de door [appellant] voorgestane uitleg dan geen toegevoegde waarde en [appellant] heeft daar verder ook geen verklaring voor gegeven .
Een taalkundige uitleg van artikel 4.11 leidt gelet op het vorenstaande tot de conclusie dat aan Bobo een onvoorwaardelijke koopoptie is verleend het onroerend goed na vijf jaar van [appellant] te mogen kopen.
"de dan geldende huurwaarde op jaarbasis"onvoldoende bepaalbaar is in de zin van artikel 6:227 BW, onderschrijft het hof dit standpunt niet. Voor het bestaan van een onvoorwaardelijke koopoptie is niet vereist dat van te voren reeds vaststaat tegen welke prijs verkocht zal worden, enkel dat die prijs bepaalbaar is. De bepaling dat Bobo het recht heeft het pand te kopen tegen een waarde van tien keer de dan geldende huurwaarde is naar het oordeel van het hof voldoende bepaald. Voor zover [appellant] zich in dit kader heeft beroepen op artikel 7:4 BW jo. artikel 46 Wet op het notarisambt, miskent [appellant] dat de verplichting de geldelijke tegenprestatie tot uitdrukking te brengen weliswaar geldt ten aanzien van de akte van levering, maar niet ten aanzien van het optiebeding.
prijs. Niets wijst erop dat partijen iets anders hebben bedoeld overeen te komen dan 10x de huur
waarde. Voor zover [appellant] zich op het standpunt mocht stellen dat huurwaarde en huurprijs inwisselbare begrippen zijn, geldt dat [appellant] dat niet met voldoende scherpte naar voren heeft gebracht en dat dit ook niet juist is; de huurprijs komt tot stand na onderhandelingen, de huurwaarde wordt bepaald door (min of meer) objectieve factoren. Door [appellant] is geen grief gericht tegen de door de in eerste aanleg benoemde deskundigen vastgestelde huurwaarde van in totaal € 62.700,- op jaarbasis, zodat deze waarde in hoger beroep vaststaat.
Het beroep op opschorting
Verzuim
Het hof begrijpt de stelling van [appellant] aldus dat hij bereid zou zijn geweest het onroerend goed te leveren tegen een verkoopprijs die gebaseerd was op tien keer de op dat moment bestaande
huurprijsop jaarbasis, althans tegen een beduidend hogere verkoopprijs dan de op basis van het rapport van Troostwijk gevorderde bedrag van € 650.000,-. Dit betoog kan [appellant] echter niet baten nu partijen in hun overeenkomsten een verkoopprijs van tien keer de
huurwaarde- en dus niet de huurprijs - zijn overeengekomen (zie hiervoor onder rechtsoverweging 4.10). Het hof vermag overigens niet in te zien waarom de vordering van Bobo het onroerend goed te leveren tegen een koopprijs die gebaseerd was op tien keer de huurwaarde schuldeisersverzuim aan haar zijde zou opleveren, nog daargelaten dat Bobo de desbetreffende vordering pas heeft ingesteld dan nadat [appellant] eerder al te kennen had gegeven niet bereid te zijn het onroerend goed te verkopen.
“dat hij niet voornemens is het betreffende pand te verkopen”.Daar is bij brief van de advocaat van [appellant] van 17 juli 2006 nog aan toegevoegd:
“Cliënt is derhalve niet gehouden het gehuurde aan u te verkopen en is daartoe ook niet bereid.”Dat partijen in de periode na 28 maart 2006 niet nader over de koopprijs hebben onderhandeld, kan dan ook niet aan Bobo worden tegengeworpen.
De schade
Bobo heeft weliswaar al een begroting van haar schade laten opstellen (prod. 3 bij MvA), doch die schadeberekening is niet in alle opzichten in overeenstemming met het hiervoor weergegeven uitganspunt - en behoeft (minst genomen) dus aanpassing daaraan - en is overigens op verschillende onderdelen niet onderbouwd (zoals tijdens de comparitie ook aan de orde is gesteld).
5.De beslissing
dinsdag 11 oktober 2016, voor het nemen van een akte aan de zijde van Bobo als bedoeld onder rechtsoverweging 4.23 en 4.24;