In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een ontslag op staande voet van een werknemer, [verzoeker], die als chauffeur werkzaam was bij [verweerster]. De werknemer was op 12 oktober 2015 ontslagen na het aantrekken van een trui van de klant Charles Vögele, zonder deze te betalen. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat het ontslag terecht was, omdat er sprake was van een dringende reden. In hoger beroep heeft de werknemer betoogd dat er geen sprake was van diefstal en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. Het hof heeft echter geoordeeld dat de werknemer had moeten begrijpen dat zijn gedrag als diefstal werd beschouwd, en dat het ontslag op staande voet in deze omstandigheden niet disproportioneel was. Het hof heeft de verzoeken van de werknemer in hoger beroep afgewezen, inclusief het verzoek om een transitievergoeding, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Tevens is het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden in incidenteel hoger beroep afgewezen, omdat er geen arbeidsovereenkomst meer bestond na het ontslag.