In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 januari 2015. De zaak betreft de waardevaststelling van een supermarkt aan de [a-straat] 21 te [A] voor het kalenderjaar 2013, waarbij de heffingsambtenaar de waarde heeft vastgesteld op € 978.000. De heffingsambtenaar heeft de waarde en de aanslag onroerendezaakbelasting gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
De kern van het geschil in hoger beroep is of de hoorplicht is geschonden. Belanghebbende heeft verzocht om gehoord te worden, maar is niet verschenen op de hoorzitting die door de heffingsambtenaar was gepland. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende zorgvuldigheid heeft betracht in de behandeling van het bezwaar.
Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en dat er geen termen zijn voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.