Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster 1] ,
1.Het verloop van de procedure
2.De motivering van de beslissing
die de rechtbank Arnhem en van [data]
, zoals gecorrigeerd op [datum] , die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem tussen [verzoeksters] als gedaagden in de hoofdzaak en eiseressen in de incidenten en [verweersters] als eiseressen in de hoofdzaak en verweersters in de incidenten heeft gewezen. Bij het eindvonnis heeft de rechtbank, voor zover hier van belang en verkort weergegeven, geoordeeld dat [verweersters] gerechtigd zijn tot schadevergoeding ter hoogte van een bedrag ad [bedrag] , vermeerderd met de samengestelde rente, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van dat eindvonnis.
2 februari 2016 hebben [verzoeksters] een memorie van grieven tevens incidentele vordering tot schorsing ex artikel 351 Rv, subsidiair tot zekerheidstelling ex artikel 235 Rv tevens verzoek tot oproeping ex artikel 118 Rv genomen. De mondelinge behandeling van de incidentele verzoeken is op 24 mei 2016 bepaald.
29 april 2016 gevoegde bijlage (hierna ook: de vertrouwelijke informatie) wordt verzocht te bepalen, dat:
Kamerstukken II1999/00, 26 855, nr. 5, p. 30 en HR 29 maart 1985, NJ 1986, 242), ter zake in het geding is. Waar het verzoek van [verzoeksters] ziet op gegevens – die door [X] B.V. en [X] Ltd. (hierna: [X] ) aan [verzoeksters] ter beschikking zijn gesteld – van meer dan tien tot meer dan twintig jaar oud, ligt die vertrouwelijkheid niet zonder meer voor de hand, ook niet indien daaruit informatie omtrent de (toenmalige) bedrijfsvoering en het productieproces van [X] zou kunnen worden afgeleid.
[… 1]. Dit rapport bevat volgens [verzoeksters] zeer gedetailleerde informatie uit de interne administratie van [X] over [… 2] .