In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 8 mei 2015 het beroep van de gemachtigde ongegrond verklaarde. De gemachtigde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep tegen een inleidende beschikking niet-ontvankelijk had verklaard omdat de gemachtigde geen geldige machtiging had overgelegd. Het hof heeft de zaak behandeld op 17 juni 2016, waarbij de gemachtigde aanwezig was en de advocaat-generaal, mr. M.E. Joha, als gemachtigde van de officier van justitie optrad.
Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de gemachtigde niet tijdig een geldige machtiging heeft overgelegd. Het hof stelt vast dat de gemachtigde niet de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen, omdat er geen bewijs is dat de verzuimbrief daadwerkelijk is verzonden. Hierdoor is de beslissing van de kantonrechter niet in stand te houden. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep gegrond. De administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd, wordt vernietigd, omdat het hof vaststelt dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden. De betrokkene had geparkeerd op een braakliggend terrein, waar het parkeerverbod, aangegeven met bord E1, niet van toepassing is. Tevens wordt een proceskostenvergoeding toegekend voor de gemaakte reiskosten.
Het hof beslist dat de advocaat-generaal de proceskosten van de betrokkene moet vergoeden, ter hoogte van € 44,30. Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.