ECLI:NL:GHARL:2015:2418

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
WAHV 200.138.250
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • A. van Schuijlenburg
  • J. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beslissing officier van justitie inzake verzuimbrief en beoordeling administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 6 augustus 2012. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 288,- opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene heeft betwist dat hij de verzuimbrief heeft ontvangen, wat het hof aanleiding gaf om de procedure rondom de verzending van deze brieven te onderzoeken. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verzuimbrief daadwerkelijk is verzonden, aangezien de registratie van de verzending niet adequaat is. Dit leidt tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het hof oordeelt dat de betrokkene de gelegenheid had moeten krijgen om het verzuim te herstellen. Vervolgens heeft het hof de administratieve sanctie beoordeeld en vastgesteld dat de overtreding voldoende is aangetoond door de stukken in het dossier, inclusief de verklaring van de verbalisant. Het hof verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond, maar kent wel een vergoeding van proceskosten toe aan de betrokkene, tot een bedrag van € 304,38. De beslissing van het hof is genomen door een collegiaal panel van rechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

WAHV 200.138.250
1 april 2015
CJIB 159263824
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 7 november 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [naam] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 12 januari 2015 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Na ontvangst van de in het tussenarrest verzochte aanvullende informatie, is de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De gemachtigde van de betrokkene heeft een reactie gegeven op de aanvullende informatie.

Beoordeling

1. De advocaat-generaal heeft de navolgende informatie verstrekt over de werkwijze bij verzending van brieven aan de betrokkene of diens gemachtigde waarin een termijn wordt gegund een geconstateerd verzuim te herstellen:
“In het geval de officier van justitie de betrokkene vraagt de gronden van het beroep aan te vullen, worden - kort en zakelijk weergegeven - de volgende handelingen bij Parket CVOM uitgevoerd:
1) Beoordelaar zet de fase van het beroep in Amber op 'Retour Verzuim'.
2) Beoordelaar stelt onder tabblad 'Verzuim' de verzuimbrief samen door de juiste
vraag/vragen te selecteren.
3) Beoordelaar klikt op de knop 'Verzuim aanmaken'. De verzuimbrief wordt nu aangemaakt
en het tabblad 'Documenten' wordt automatisch geopend zodat de beoordelaar de brief kan
openen, controleren en printen.
4) Beoordelaar opent en controleert de brief (PDF-bestand) en klikt op de printknop.
Hierdoor wordt de printopdracht naar de printer verstuurd.
5) Beoordelaar loopt naar de printer, voert zijn/haar printcode in en drukt de printopdracht af.
6) Beoordelaar legt de brief in de postbak.
7) Postkamermedewerker leegt de postbak en brengt de brieven naar de postkamer.
8) De brieven worden in een envelop gedaan.
9) De brieven worden opgehaald door een medewerker van PostNL.
10) PostNL zorgt voor de bezorging van de brieven.
Gelet op de hiervoor beschreven procedure bij de zogeheten verzuimbrieven, worden dergelijke brieven handmatig aangemaakt en vervolgens geprint door een beoordelaar. Hierin verschilt de werkwijze met de procedure betreffende de zekerheidsbrieven, aangezien deze laatste volledig automatisch worden aangemaakt na registratie van het beroep.”
2. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van deze informatie moet worden aangenomen dat de brief van 2 mei 2012 daadwerkelijk is verzonden. De brief van 2 mei 2012 bevindt zich in het dossier, zodat er vanuit kan worden gegaan dat deze brief is aangemaakt. Voor wat betreft het printen en de verzending hiervan, verwijst de advocaat-generaal naar de hiervoor beschreven werkwijze en stelt dat de kans op fouten daarbij nagenoeg is uit te sluiten.
3. De gemachtigde van de betrokkene herhaalt zijn standpunt dat de brief van 2 mei 2012 nimmer is ontvangen en deelt het standpunt van de advocaat-generaal - inhoudende dat door bovenvermelde werkwijze de kans op fouten nagenoeg is uitgesloten - niet.
4. Het hof stelt vast dat uit de omstandigheid dat de brief van 2 mei 2012 zich in het dossier van het hof bevindt - gelet op bovenvermelde werkwijze - niet meer blijkt dan dat de brief is aangemaakt. Of de brief vervolgens is geprint, in de postbak is gelegd, naar de postkamer is gebracht, in een envelop is gedaan en aan een medewerker van PostNL is aangeboden ter bezorging, wordt niet geregistreerd.
5. Naar het oordeel van het hof is gelet hierop niet voldoende aannemelijk geworden dat de brief van 2 mei 2012 is verzonden aan de gemachtigde van de betrokkene. Dit brengt mee dat de officier van justitie in de beslissing van 6 augustus 2012 het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb brengt immers mee dat de gemachtigde de gelegenheid diende te worden geboden het verzuim de gronden van het beroep op te geven te herstellen. Nu niet kan worden vastgesteld dat die gelegenheid er is geweest, kan de beslissing van de officier van justitie niet in stand blijven.
6. Vervolgens dient het hof het beroep tegen de inleidende beschikking te beoordelen.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 288,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 29 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 6 januari 2012 om 20.50 uur op de Napoleonsweg te Neer met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
8. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat de foto van de onderhavige beschikking (het hof begrijpt: gedraging) zo onduidelijk is dat de overtreding (het hof begrijpt: beschikking) niet kan worden gecontroleerd op juistheid.
9. Naar het oordeel van het hof bieden de stukken in het dossier, in het bijzonder de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht van het CJIB, voldoende grond voor de conclusie dat de in de inleidende beschikking weergegeven gedraging is verricht. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking daarom ongegrond verklaren.
10. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de in de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van een hoger beroepschrift en het indienen van een reactie op de aanvullende informatie. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend en aan het indienen van een reactie op de aanvullende informatie een halve punt. De waarde per punt bedraag € 487,- (voor beroepschriften ingediend voor 1 januari 2015 zoals te dezen het geval). Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 304,38 (2,5 x € 487,- x 0,25).
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, beslist het hof als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 6 augustus 2012;
verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 159263824 de administratieve sanctie is opgelegd ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 304,38;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af voor zover meer of anders is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Beswerda, Van Schuijlenburg en Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.