In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die in een ernstig vervuilde woning verbleef. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, die op 19 februari 2016 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren of ongegrond te verklaren.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder alleen het gezag over de minderjarige heeft en dat de minderjarige onder toezicht was gesteld vanwege zorgen over de veiligheid. De GI had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de woning van de moeder ernstig vervuild was, wat een gevaar voor de gezondheid van de minderjarige opleverde, die lijdt aan sikkelcelanemie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de uithuisplaatsing zorgvuldig gewogen, inclusief de voorgeschiedenis van de moeder en de geboden hulpverlening.
De moeder ontkende de bevindingen van de jeugdzorgwerker over de vervuilde woning, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de woning onveilig was voor de minderjarige. Het hof concludeerde dat er ten tijde van de beschikking van de kinderrechter sprake was van onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, en bekrachtigde de eerdere beschikking. De beslissing benadrukt het belang van een veilige en hygiënische leefomgeving voor kinderen, vooral voor diegenen met gezondheidsproblemen.