Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij arrest:
3.De vaststaande feiten
grief 4heeft aangevoerd en door [geïntimeerde] als juist is erkend. [appellant] is sinds 13 mei 2009 eigenaar van de woning in [plaats] .
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Internationale rechtsmacht en toepasselijk recht
6.De beoordeling van de grieven en de vorderingen
grief 5. Aldaar wordt aangevoerd dat genoemd bedrag hetzij als betaling heeft te gelden, hetzij bij wijze van verrekening op de vordering van [geïntimeerde] in mindering dient te strekken. Voorts wordt aldaar betoogd dat het blijkens onderdeel 3 van de akte uitlating producties van [geïntimeerde] gaat om een bedrag van € 7.250,- in plaats van € 6.650,-.
betalingdoor [appellant] op de schuld die hij aan [geïntimeerde] heeft uit hoofde van de onderhavige facturen. [appellant] heeft zijn stellingen in zoverre niet onderbouwd.
grief 3voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat hij ter zake van de bemiddeling bij de aankoop van de woning te [plaats] heeft erkend dat een prijs is overeengekomen van € 5.000,-. Het hof stelt vast dat [appellant] dit bedrag inderdaad niet heeft erkend. Echter, hij heeft deze prijsafspraak (in eerste aanleg en in hoger beroep) ook niet betwist, althans niet gemotiveerd door aan te geven welke prijs partijen dan wel zijn overeengekomen of door te stellen dat partijen helemaal geen prijsafspraak hebben gemaakt. [appellant] heeft zich wat betreft de onderhavige factuur steeds beperkt tot de betwisting van het bedrag van € 2.000,-. Daarmee faalt de grief.