In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009. De belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van een BV, heeft geen aangifte gedaan en is door de Inspecteur aangeslagen op basis van ambtshalve vastgestelde inkomens. Het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslag is door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank Gelderland heeft deze beslissing bevestigd.
De belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de belanghebbende het bezwaarschrift pas drie jaar na de afloop van de bezwaartermijn heeft ingediend. Het Hof oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat de belanghebbende geen omstandigheden heeft aangevoerd die deze overschrijding zouden rechtvaardigen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het bezwaar van de belanghebbende tegen de aanslag en de verzuimboete niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt dat de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslag en de boetebeschikking afzonderlijk beoordeeld moet worden. De belanghebbende draagt de bewijslast voor de tijdigheid van het bezwaar tegen de aanslag, terwijl in de boeteprocedure de Inspecteur moet bewijzen dat de stelling van de belanghebbende onjuist is. Het Hof concludeert dat de Inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.