Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Interieurs,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Bij brief van 16 januari 2015 heeft [geïntimeerde] het gebruik van [straatnaam] [huisnummer 1] per 1 februari 2015 opgezegd.
Uit de procedure in eerste aanleg blijkt, zo heeft de kantonrechter ook overwogen, dat [geïntimeerde] het gebouwde op de nummers [huisnummer 1] tot en met [huisnummer 3] wil slopen ten behoeve van de nieuwbouw. Vast staat dat bouwkundig gaat om één gebouw, zodat sloop van uitsluitend het gedeelte op nummer [huisnummer 1], met instandhouding van de nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 3], niet voor de hand ligt. [geïntimeerde] heeft ook niet toegelicht dat hij er belang bij heeft om vast te beginnen met de sloop van het gedeelte van nummer [huisnummer 1]. In het kader van dit incident heeft [geïntimeerde] ook niet iets anders betoogd, ondanks het feit dat de kantonrechter onmiskenbaar mede op grond van de verbondenheid van nummer [huisnummer 1] met de rest van het gebouw heeft geoordeeld dat [appellant] het gebruik daarvan pas op 1 mei 2016 zal hoeven te beëindigen. Niet in geschil is dat in elk geval de nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 3] door [appellant] worden gehuurd op grond van een geldige huurovereenkomst. Over deze panden kan [geïntimeerde] dus ook naar zijn eigen stellingen niet vrijelijk beschikken. Zelfs als, zoals [geïntimeerde] stelt, onlangs een procedure is gestart tot beëindiging van de huurovereenkomst, zal – in verband met de tijd die gemoeid is met een dergelijke procedure – die beëindiging niet op korte termijn worden gerealiseerd, los van het feit dat, mede gelet op het bepaalde in artikel 7:296 BW, niet op voorhand duidelijk is dat [geïntimeerde] in die procedure succes zal hebben. Het hof constateert dan ook dat [geïntimeerde] zijn plannen tot sloop en herbouw, waarvan overigens niet is gebleken dat daarvoor de vereiste vergunningen reeds zijn afgegeven, niet op korte termijn kan uitvoeren.