In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 15 april 2015 uitspraak deed over aanslagen in de watersysteemheffing voor de jaren 2012 en 2013. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet ontvankelijk en verklaarde het beroep tegen de uitspraken op bezwaar gegrond, waardoor de aanslagen werden verminderd. Belanghebbende verzocht om een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren, maar de rechtbank oordeelde dat de e-mail van 18 oktober 2013 niet als ingebrekestelling kon worden aangemerkt. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar geen dwangsom heeft verbeurd, omdat belanghebbende de heffingsambtenaar niet voor 14 maart 2014 in gebreke heeft gesteld. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van immateriële schade, aangezien de procedures binnen een redelijke termijn zijn afgehandeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Hof, en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.