Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[naam 1],
[A.], handelend onder de naam
[naam 2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep in een incident dat is ingesteld door de appellant, [naam 1], tegen de curator, [naam 2], in het faillissement van een onderneming. De appellant heeft een vordering ingesteld tot schorsing van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 oktober 2014. Daarnaast heeft de appellant een minder omvattende vordering tot zekerheidstelling ingediend, die in het kader van het faillissement van de schuldenaar van belang is.
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 1 december 2015 overwogen dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis zal worden afgewezen, maar dat er aanleiding is om de curator te verplichten zekerheid te stellen. Dit is van belang omdat de curator een beweerde schuldvordering wil incasseren op basis van een veroordelend vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat indien het vonnis zou worden vernietigd, de restitutievordering mogelijk onverhaalbaar zou zijn, wat de schuldenaar in een ongunstige positie zou brengen.
Tijdens de comparitie heeft de curator verklaard dat er mogelijkheden zijn voor het stellen van zekerheid, waaronder het plaatsen van geld op een derdenrekening en het verstrekken van een bankgarantie. Het hof heeft geconcludeerd dat de curator niet langer verweer voert tegen de subsidiaire incidentele vordering tot zekerheidstelling, en heeft deze vordering toegewezen. De kosten van het incident worden gecompenseerd, en de hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van grieven.
Het arrest is uitgesproken op 12 april 2016 door de rechters A.W. Steeg, H.C. Frankena en M.B. Beekhoven van den Boezem, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.