ECLI:NL:GHARL:2016:2876

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
200.145.745-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op afgesproken uurtarief door advocaat onaanvaardbaar wegens zorgplicht jegens cliënte met studiebeurs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Birne Advocaten B.V. en een cliënte, een studente met een studiebeurs. De cliënte had een beroep gedaan op het afgesproken uurtarief van haar advocaat, maar het hof oordeelde dat dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Het hof stelde vast dat Birne Advocaten onvoldoende invulling had gegeven aan haar zorgplicht, omdat zij niet had gewaarborgd dat de cliënte geen financiële verplichtingen aanging die zij niet kon nakomen. Het hof benadrukte dat de zorgplicht van de advocaat ook inhoudt dat hij de cliënt moet waarschuwen voor de financiële gevolgen van de gemaakte afspraken, vooral wanneer de cliënt een consument is met een laag inkomen. Het hof heeft een redelijk loon vastgesteld voor de verrichte werkzaamheden van de advocaat, dat lager was dan het oorspronkelijk gedeclareerde bedrag. De cliënte werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.605,74, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de kosten van beide instanties voor rekening van de cliënte gesteld, aangezien zij tot een substantiële betaling aan Birne Advocaten gehouden was.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.145.745/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 109330/HA ZA 10-1139)
arrest van 12 april 2016
in de zaak van
Birne Advocaten B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Birne Advocaten,
advocaat: mr. R.H. Hulshof, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.Chr. Snijders, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ter uitvoering van genoemd tussenarrest heeft een comparitie van partij plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens Birne Advocaten een akte genomen en heeft [geïntimeerde] een antwoordakte genomen.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 26 mei 2015 naar aanleiding van de nog niet verworpen verweren van [geïntimeerde] overwogen, samengevat:
dat op Birne Advocaten als deskundige professionele opdrachtnemer jegens [geïntimeerde] een zorgplicht rustte (artikel 7:401 BW), die meebracht dat de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kosten niet uitsluitend bij de cliënte lag en dat dit temeer geldt nu [geïntimeerde] een consument is waarvan Birne Advocaten wist dat zij over een zeer minimaal inkomen beschikte (studiebeurs);
dat bedoelde zorgplicht van Birne Advocaten meebracht dat mr. Redeker ervoor diende te waken dat [geïntimeerde] te zware financiële verplichtingen op zich nam, waarbij het hof heeft verwezen naar een uitspraak van het Hof van Discipline d.d.
4 maart 1991, Adv.bl. 1991, p. 402 en een uitspraak van het HvJEU van 15 januari 2015, zaak C-537/13, ECLI:EU:C:2015:14, RvdW 2015/403;
dat deze zorgplicht voorts meebracht dat Birne Advocaten in een zo vroeg mogelijk stadium aan [geïntimeerde] helderheid had moeten geven over de (on)mogelijkheden tot verhaal van de te maken kosten, temeer nu mr. Redeker uit de slotregel van de e-mail van [geïntimeerde] d.d. 14 juli 2010 kon afleiden dat zij op dit punt verwachtingen koesterde;
dat verder van belang is of en zo ja hoe mr. Redeker gereageerd heeft op de
e-mail van [geïntimeerde] d.d. 26 augustus 2010 aan mr. Redeker, en
dat anderzijds [geïntimeerde] wist welk uurtarief was afgesproken en wist dat zij een advocaat in Leeuwarden had ingeschakeld voor een zaak in Amsterdam.
2.2
Door Birne Advocaten is in haar akte na comparitie bestreden dat de zorgplicht die een advocaat heeft jegens zijn cliënt, in het bijzonder een consument met een zeer laag inkomen, meebrengt dat hij een zekere medeverantwoordelijkheid heeft voor het bewaken van de kosten en dat hij moet voorkomen dat een zodanige cliënt te zware financiële verplichtingen aangaat. De in artikel 7:401 BW neergelegde zorgplicht ziet volgens haar enkel op de inhoudelijke werkzaamheden: het inventariseren van alle (mogelijk) relevante feiten, het hebben van kennis van wet- en regelgeving en jurisprudentie, het informeren en adviseren van de cliënt bij het maken van keuzes en het naar behoren vertegenwoordigen van de cliënt in een procedure. Birne Advocaten stelt dat zij aan haar informatieplicht heeft voldaan door [geïntimeerde] te wijzen op de mogelijkheid om op basis van een toevoeging bijstand te verkrijgen, haar te wijzen op de vrijheid om op ieder gewenst moment zich tot een andere advocaat te wenden die wel bereid is om op basis van een toevoeging haar bij te staan en door haar keuze (het betalen op basis van een uurtarief) schriftelijk vast te leggen overeenkomstig artikel 24 van de Gedragsregels. De uitspraak van het Hof van Discipline waarnaar het hof heeft verwezen is gebaseerd op de oude Gedragsregels en betrof volgens Birne Advocaten een andere casus. De uitspraak van het HvJEU van 15 januari 2015 heeft volgens Birne Advocaten blijkens rechtsoverweging 23, die door het hof niet volledig is geciteerd, alleen betrekking op de kwaliteit van de geleverde diensten.
2.3
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het is op zich juist dat de door het hof in het tussenarrest aangehaalde overweging van het HvJEU luidende "
Met betrekking tot overeenkomsten voor juridische dienstverlening als die in het hoofdgeding moet erop worden gewezen dat er wat door advocaten verleende diensten betreft in beginsel sprake is van onevenwichtigheid tussen „cliënten/consumenten” en advocaten, met name omdat de mate waarin zij over informatie beschikken, verschillend is" gevolgd wordt door de zin: “
Advocaten hebben immers verregaande technische bekwaamheden waarover de consument niet noodzakelijkerwijs beschikt, zodat het voor de consument mogelijk lastig is om de kwaliteit van de hem geleverde diensten te beoordelen (zie in die zin arrest Cipolla e.a., C-94/04 en C-202/04, EU:C:2006:758, punt 68)”.
Anders dan Birne Advocaten klaarblijkelijk van mening is, leest het hof in die tweede zin echter geen beperking in die zin dat de onevenredigheid van informatie volgens het HvJEU alleen betekenis kan hebben op de inhoudelijk kwaliteit van de werkzaamheden van een advocaat. In tegendeel: de bedoelde uitspraak van het HvJEU heeft net als het onderhavige geval betrekking op een geschil tussen een advocaat en zijn cliënt over het honorarium voor de verrichte werkzaamheden. Alleen gaat het in de onderhavige zaak niet om een geschil omtrent de algemene voorwaarden van Birne Advocaten en of deze in strijd zijn met de Richtlijn oneerlijke bedingen. Waar het om gaat is dat naar het oordeel van het hof de kennisongelijkheid tussen een advocaat en een cliënt wel degelijk een gezichtspunt vormt dat van belang is in het voorliggende geschil. Het was voor Birne Advocaten met haar kennis en ervaring voorzienbaar dat bij toepassing van het overeengekomen uurtarief dit zou gaan leiden tot een honorarium van enkele duizenden euro’s (in totaal is € 6.840,58 gedeclareerd). Voor [geïntimeerde] was dit als consument veel minder voorzienbaar. Weliswaar had mr. Redeker het jaar ervoor een soortgelijke zaak voor [geïntimeerde] gedaan, maar Birne Advocaten stelt zelf dat beide zaken niet goed te vergelijken zijn (MvG 39). Bovendien had [geïntimeerde] toen een toevoeging en zal zij dus geen inzicht hebben gehad in het aantal uren dat mr. Redeker toen in de zaak heeft gestoken en daar ook niet bewust mee bezig zijn geweest.
2.4
De stelling van Birne Advocaten dat zij met de schriftelijke vastlegging van de prijsafspraak en de daarbij gedane mededeling dat het [geïntimeerde] vrijstond een andere advocaat op basis van een toevoeging in te schakelen heeft voldaan aan artikel 24 van de Gedragsregels is op zichzelf correct. Dat laat echter onverlet dat onder omstandigheden de zorgplicht nog niet voldoende is ingevuld enkel door het naleven van de Gedragsregels. In een geval als het onderhavige waarin zonneklaar is dat de cliënt niet beschikt over het inkomen en het vermogen om een rekening van enkele duizenden euro’s te betalen (een student met een studiebeurs en zonder aantoonbare andere inkomsten of vermogen) brengt het kennisoverwicht van de advocaat mee dat hij een zekere medeverantwoordelijkheid op zich laadt tot het bewaken van de kosten en het voorkomen dat de cliënt financiële verplichtingen aangaat die deze bij lange na niet kan nakomen. Het enkele schriftelijke vastleggen van de keuze om tegen betaling van een uurtarief werkzaam te zijn volstaat in een zodanig geval niet. In een dergelijk geval mag van de advocaat worden verwacht dat hij in niet mis te verstane bewoordingen aan de desbetreffende cliënt voorhoudt wat er aan kosten te verwachten valt en dit niet alleen aan het begin van de dienstverlening maar ook als herhaalde waarschuwing tijdens de voortgang van de werkzaamheden, als de kosten oplopen en verdere kosten te verwachten zijn. Gesteld noch gebleken is dat Birne Advocaten dit heeft gedaan.
2.5
In het onderhavige geval was daar temeer aanleiding voor omdat, zoals al in het tussenarrest is overwogen (r.o. 6.10) Birne Advocaten had moeten begrijpen dat er bij [geïntimeerde] (te) optimistische verwachtingen leefden omtrent de mogelijkheid tot verhaal van de kosten en de mogelijkheid aldus de rekeningen van Birne Advocaten te kunnen betalen. Vaststaat dat in 2009 de vorige zaak was gewonnen maar dat er toen niet was geprobeerd de kosten op de HvA te verhalen, omdat [geïntimeerde] geen verdere spanningen wenste tussen haar en de HvA. In zijn e-mail van 9 juli 2010 aan [geïntimeerde] (laatste alinea, p. 2) refereert mr. Redeker daaraan en schrijft hij dat hij er destijds op had gewezen dat "
er nogal goede gronden waren de Hogeschool aan te spreken voor allerlei kosten/schadevergoeding". Deze opmerking plaatst mr. Redeker in de context van zijn afwegingen om deze keer niet op basis van een toevoeging werkzaam te willen zijn. Het hof kan zich voorstellen dat [geïntimeerde] , naar het hof haar begrijpt, aan die mededeling de verwachting ontleende dat kostenverhaal mogelijk was. In elk geval had mr. Redeker zich dienen te realiseren dat de instemming door [geïntimeerde] met het werken op basis van een uurtarief mede kon zijn ingegeven door de gedachte bij [geïntimeerde] dat de kosten eenvoudig verhaald zouden kunnen worden. Haar eerder genoemde e-mail van 14 juli 2010 bevestigt dat beeld, ook al houdt [geïntimeerde] in die e-mail ook rekening met de mogelijkheid dat geen verhaal mogelijk blijkt te zijn. Zij lijkt zich er in ieder geval niet van bewust dat zij eerst zal moeten betalen en dat pas later zal blijken of de kosten verhaald kunnen worden. Mr. Redeker had daarom aan [geïntimeerde] in een zo'n vroeg mogelijk stadium helderheid hierover dienen te verschaffen. Gesteld noch gebleken is dat hij dit heeft gedaan.
2.6
De comparitie was bedoeld om ten aanzien van een aantal feitelijke uitgangspunten meer helderheid te verkrijgen en voorts om een schikking te beproeven. Een schikking is niet tot stand gekomen. Wat betreft de feitelijke uitgangspunten overweegt het hof als volgt.
2.7
Eén van de vragen van het hof was of [geïntimeerde] ook in 2010 (net zoals in 2009) weer in aanmerking was gekomen voor een toevoeging. Ter comparitie is dit door Birne Advocaten betwist, echter zonder enige onderbouwing. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] in 2010 een studiebeurs ontving. Gesteld noch gebleken is dat zij daarnaast over andere wezenlijke inkomsten of vermogen beschikte. Wel is door Birne Advocaten aangevoerd dat het de vraag is of voor geschillen als het onderhavige gelet op de aard daarvan een toevoeging zou zijn verleend. Ter zitting is reeds aangegeven dat die stelling buiten de tot dan toe afgebakende rechtsstrijd valt. Daar komt bij dat ook deze stelling niet is onderbouwd, mede in het licht van het feit dat in 2009 voor ongeveer dezelfde zaak een toevoeging is verleend. Het hof zal het er daarom voor houden dat [geïntimeerde] ook in 2010 voor een toevoeging in aanmerking zou zijn gekomen.
2.8
Een andere stelling die door Birne Advocaten eerst ter zitting is opgeworpen, is dat [geïntimeerde] ten tijde van het intakegesprek de suggestie heeft gewekt dat de rekening door haar vader zou worden betaald en dat haar vader een ‘vastgoedposite’ heeft in Leeuwarden. [geïntimeerde] heeft dit evenwel stellig betwist, zodat dit niet als vaststaand kan worden aangenomen. Bewijs van die nieuwe stelling is door Birne Advocaten niet aangeboden. Het hof gaat daarom aan die stelling voorbij. Voorts heeft te gelden dat indien al bij Birne Advocaten de gedachte was ontstaan dat de vader van [geïntimeerde] de rekening zou betalen, het dan op haar weg had gelegen zich van de juistheid daarvan te vergewissen in plaats van dit zonder meer aan te nemen.
2.9
Ten slotte is door mr. Redeker verklaard dat hij na zijn eerste factuur en de reactie daarop van [geïntimeerde] bij e-mail van 26 augustus 2010 niet op het idee is gekomen om een gesprek met [geïntimeerde] aan te gaan over wat er nog allemaal aan kosten te verwachten viel. Onder verwijzing naar het voorgaande, meent het hof dat Birne Advocaten ook hier een gelegenheid voorbij heeft laten gaan om invulling te geven aan haar zorgplicht.
2.1
Het hof komt tot de conclusie dat Birne Advocaten onvoldoende invulling heeft gegeven aan de door haar jegens [geïntimeerde] in acht te nemen zorgplicht in die zin dat Birne Advocaten niet datgene heeft gedaan dat onder de omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht. Zie voor deze maatstaf recent: HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406, rechtsoverweging 3.4.1.
2.11
Met [geïntimeerde] , zo begrijpt het hof haar standpunt, is het hof van oordeel dat onder die omstandigheden Birne Advocaten zich wat betreft de haar toekomende beloning voor de verrichte werkzaamheden niet kan beroepen op het overeengekomen uurtarief van € 220,- exclusief btw en kantoorkosten, omdat het beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Dit laat onverlet dat Birne Advocaten in opdracht van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht. Voor de beantwoording van de vraag welke beloning voor die werkzaamheden in aanmerking komt zal het hof aansluiting zoeken bij het bepaalde in artikel 7:405 lid 2 BW, hetgeen meebrengt dat een gebruikelijk dan wel redelijk loon dient te worden vastgesteld. Omtrent wat in zaken als deze gebruikelijk zou zijn is niets gesteld of gebleken, zodat het hof zal aanknopen bij wat hier redelijk is. Bij de bepaling daarvan zal het hof rekening houden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder ook dat (i) Birne Advocaten weliswaar onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar zorgplicht, doch (ii) [geïntimeerde] wist dat Birne Advoaten niet bereid was tegen een toevoeging te werken, (iii) [geïntimeerde] kon weten dat een advocaat in Leeuwarden de nodige tijd kwijt zou zijn met alleen al het bijwonen van de mondelinge behandeling in Amsterdam, (iv) [geïntimeerde] in haar e-mail van 14 juli 2010 heeft aangegeven dat als de HvA haar kosten niet zou betalen, zij dan de advocaatkosten
graagzelf zou betalen aan Birne Advocaten en (v) [geïntimeerde] ter zitting heeft verklaard dat zij de eerste nota van Birne Advocaten (ad € 2.201,56) wel zou hebben betaald indien zij tijdig was gewezen op het feit dat er nog veel meer kosten te verwachten vielen. Alles afwegende acht het hof een beloning van € 3.500,- (in plaats van € 6.840,58) voor de verrichte werkzaamheden redelijk. Hierop strekt in mindering de reeds door [geïntimeerde] betaalde bedragen ad € 700,- en € 194,26, zodat een hoofdsom van € 2.605,74 toewijsbaar is.
De wettelijke rente vanaf veertien dagen na de factuurdata is niet zelfstandig bestreden. Om die reden zal het hof de wettelijke rente over een bedrag van € 2.201,56 (de eerste factuur van 6 augustus 2010) toewijzen vanaf 20 augustus 2010 en de wettelijke rente over het restant ad € 404,18 vanaf veertien dagen na de datum van de tweede factuur van 8 oktober 2010, derhalve vanaf 22 oktober 2010. De mede gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zal het hof afwijzen nu onvoldoende is onderbouwd dat deze kosten andere kosten betroffen dat die ter instructie van de zaak.
2.12
[geïntimeerde] dient de kosten van beide instanties te dragen, nu zij hoe dan ook tot een substantiële betaling aan Birne Advocaten gehouden was en zij slechts (na dagvaarding in eerste aanleg) minimale bedragen aan Birne Advocaten heeft voldaan. Derhalve blijft het bestreden vonnis in zoverre in kracht. In hoger beroep zal [geïntimeerde] worden veroordeeld tot betaling van: € 763,81 aan verschotten en overeenkomstig 2 punten aan geliquideerd salaris van de advocaat (de akte na memorie van antwoord blijft mede gelet op artikel 3:347 Rv voor rekening van Birne Advocaten, evenals de akte na comparitie nu die slechts tot onderwerp had de onterechte betwisting van de zorgplicht).
De nakosten in hoger beroep zijn toewijsbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente. Nu vast staat de nakosten in eerste aanleg reeds door [geïntimeerde] zijn voldaan (zie akte Birne Advocaten d.d. 9 september 2014 onder 3) heeft Birne Advocaten geen belang meer bij haar vordering op dit punt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de (voormalige) rechtbank Leeuwarden van 28 september 2011, ten aanzien van onderdelen 6.1 en 6.2 van het dictum en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Birne Advocaten van een bedrag van € 2.605,74, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.201,56 vanaf 20 augustus 2010 tot aan de voldoening en de wettelijke rente over € 404,18 vanaf 22 oktober 2010 tot aan de voldoening;
bekrachtigt genoemd vonnis ten aanzien van onderdelen 6.3 en 6.4 van het dictum (met dien verstande dat de woorden “in reconventie” in 6.3 als kennelijke verschrijving worden beschouwd en bij deze gerectificeerd);
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Birne Advocaten begroot op € 763,81 aan verschotten en € 1.264,- aan geliquideerd salaris van de advocaat en tot betaling van nakosten ad € 131,- dan wel, indien betekening plaatsvindt € 199,-, de nakosten te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest tot aan de voldoening.
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte vernietiging en veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. G. van Rijssen en mr. M.M.A. Wind en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 april 2016.