Uitspraak
Overwegingen:
Beslissing
[naam terbeschikkinggestelde] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 september 2015. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar verlengd en het verzoek tot schorsing van het onderzoek afgewezen. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1978 en verblijvende in een kliniek, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. M.J.M. van der Mark.
Het hof heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere beslissingen van de rechtbank en de relevante wetgeving, met name artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeert dat de overgang van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege naar opname op grond van de Wet Bopz niet wordt belemmerd door het tweede lid van artikel 509t, mits er een onmiddellijke en naadloze overgang plaatsvindt. Dit is in lijn met de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 december 2014, waarin wordt gesteld dat de wijziging van artikel 509t niet bedoeld was om de overgang naar het civiele kader te belemmeren.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen. De kliniek heeft aangegeven dat behandeling en begeleiding van de terbeschikkinggestelde mogelijk is binnen het kader van een voorwaardelijke machtiging op grond van de Wet Bopz. Het hof heeft geoordeeld dat het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, waardoor de terbeschikkinggestelde kan worden behandeld door ForFACT van de Forensische Zorgspecialisten. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de raden waren buiten staat deze mede te ondertekenen.