In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren de WOZ-waarde van een onroerende zaak heeft vastgesteld op € 576.000. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de WOZ-waarde verlaagd naar € 571.000, waarbij ook een proceskostenvergoeding is toegekend. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij enkel de hoogte van de proceskostenvergoeding ter discussie staat. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de rechtbank de proceskostenvergoeding correct heeft vastgesteld.
Tijdens de zitting is het beroep van belanghebbende gelijktijdig behandeld met een ander hoger beroep, wat leidt tot de vraag of er sprake is van samenhangende zaken. Het Hof oordeelt dat de rechtbank de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase terecht heeft vastgesteld op € 60,75, maar op basis van een andere berekening. Het Hof concludeert dat de zaak als 'licht' moet worden aangemerkt, wat betekent dat een wegingsfactor van 0,5 moet worden toegepast. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door een drie leden tellende kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben beoordeeld. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.