Uitspraak
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/370294/KL ZA 14-201)
1.[appellant] ,
eisers in eerste aanleg,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten]
1.Oostappen Vakantiepark Rivièra Beach B.V.,
gedaagden in eerste aanleg,
hierna gezamenlijk te noemen:
Oostappen,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Beide partijen hebben hun standpunt nog kort toegelicht – de raadsman van Oostappen aan de hand van een pleitnota – en antwoord gegeven op vragen van het hof. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.
'Het college ziet wel toekomst in uw visie en wil daaraan medewerking verlenen door de een herziening van het
'1.U erkent dat de Restschuld (…) € 196.950,60 bedraagt, te vermeerderen met rente en kosten.(…)3.U betaalt ons gedurende 7 maanden elke maand een bedrag van € 885,-.(…) Voor de bepaling van de hoogte van de Maandtermijn is aansluiting gezocht bij de berekening van uw betalingscapaciteit conform de op het moment van ondertekening van deze Overeenkomst geldende Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringen. (…)5. Indien uw inkomen toeneemt dan heeft de bank recht op 75% van het boven het vrij te laten bedrag van het door u gegeneerde inkomen. Dit meerdere zal in mindering strekken op het hiermee totaal te ontvangen bedrag van € 63.720,- en op die wijze de looptijd van de regeling verkorten.(…)7. Na 72 maanden, of zoveel eerder als de Restschuld volledig zal zijn voldaan, eindigt de Regeling. Indien en voor zover u naar ons oordeel de Regeling gedurende de looptijd steeds en volledig bent nagekomen wordt een eventueel op dat moment nog overblijvend deel van de Restschuld (inclusief eventueel daarop bijgeschreven rente) door ons buiten invordering gesteld.'
3.3. Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter
4.Wijziging van eis
‘om bij vonnis [het hof leest: arrest] uitvoerbaar bij voorraad:I Geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen, des de een betalende de ander gekweten zal zijn, om aan appellanten ex artikel 6:87 lid 1 BW, in plaats van de overeengekomen koopsom van € 179.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding te voldoen een bedrag bij wege van voorschot groot € 63.720,- als vervangende schadevergoeding;
De omstandigheid dat de bank reeds in maart 2014 heeft aangekondigd tot uitwinning te zullen overgaan, doet aan het vorenstaande niet af. Zolang het schip niet daadwerkelijk aan een derde was verkocht, was uitvoering van de koopovereenkomst – zoals in eerste aanleg door [appellanten] gevorderd – immers nog steeds mogelijk.
Het hof zal daarom recht doen op de gewijzigde eis.
5.Bespreking van de grieven5.1 De vijf grieven zijn gericht tegen het hiervoor in r.o. 3.3. weergegeven oordeel van de voorzieningenrechter. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Het hof stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
restaurant/hotelschip[cursivering door het hof] neer te leggen en derhalve als zodanig te exploiteren.
Het hof acht daarmee niet aannemelijk dat de ontbindende voorwaarde enkel betrekking heeft op de verplaatsing van het schip, zoals [appellanten] stellen.
hebben met name een beroep gedaan op het besluit van 28 augustus 2012. Dat besluit heeft echter – naar Oostappen onweersproken heeft gesteld – nimmer externe werking gekregen en is bovendien achterhaald door het besluit van 19 december 2013, dat op
30 januari 2014 formele rechtskracht heeft gekregen en daarmee onherroepelijk is geworden.
Gelet op laatstgenoemd besluit – dat inhield dat de gemeente zich aansloot bij de hoofdconclusie uit het rapport van [bouwadvies bureau] , namelijk dat de hoogtes van de ruimten niet voldeden aan onder meer het bouwbesluit – heeft Oostappen op 14 februari 2014 naar het voorshandse oordeel van het hof met succes een beroep op de ontbindende voorwaarde kunnen doen.
‘…
met de aanvulling dat wanneer de eigenaar besluit de boot aan te passen aan alle geldende regelgeving er meegewerkt kan worden aan het voorstel om de boot aan te wenden ten behoeve van horecadoeleinden.’Het hof is evenwel van oordeel dat er, gelet op hetgeen partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen stond, van moet worden uitgegaan dat het hen erom ging dat de boot in haar bestaande staat vergund moest kunnen worden.
Uit het advies van [bouwadvies bureau] blijkt dat de boot bij lange na niet voldeed aan de eisen van het bouwbesluit (2,1 m hoogte voor verblijfsruimten) en de drank- en horecawetgeving (2,4 m hoogte voor horecaruimten) en dat de bouwlagen van het schip in hun totaliteit verhoogd zouden moeten worden om aan die eisen te kunnen voldoen.
Oostappen heeft gesteld – en [appellanten] hebben dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist – dat een dergelijke aanpassing er op neer zou komen dat het schip over de volle lengte van 70 meter tweemaal doormidden zou moeten worden gezaagd om vervolgens te worden verhoogd. Een dergelijke ingrijpende maatregel kan redelijkerwijs niet van Oostappen worden verlangd.
[appellanten] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Deze worden wat het salaris voor de advocaat betreft tot aan deze uitspraak aan de zijde van Oostappen begroot op € 2.235,- (2,5 pt, tarief II).