Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 november 2015 met daarbij de meebetekende memorie van grieven, met producties;
- het herstelexploot van 16 november 2015;
- de memorie van antwoord, met producties,
- de pleitnotities van de op 2 februari 2016 gehouden pleidooien. Hierbij is akte verleend van de stukken die bij berichten van 29 januari 2016 door mr. Van der Meeren namens [appellante ] en door mr. Schutrups namens de stichting zijn ingebracht.
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
begroting, terwijl in de selectieleidraad sprake is van een zorgvuldige
raming. De aan beide te stellen eisen behoeven niet zonder meer dezelfde te zijn. Zonder nader feitenonderzoek, waarvoor in dit kort geding, ook gezien het spoedappel-karakter, geen gelegenheid of plaats is, kan het hof zich over die kernvraag en derhalve over de grondslag van de vorderingen van [appellante ] geen (goed) oordeel vormen. Op grond van hetgeen in dit kort geding wel is komen vast te staan, is onvoldoende aannemelijk dat de door de stichting gehanteerde raming onzorgvuldig is, terwijl het op weg van [appellante ] lag om die grondslag van haar vorderingen aannemelijk te maken. Ook daarom komen de vordering(en) van [appellante ] in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking.