Uitspraak
Woontex,
RFM,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het herstelexploot van 10 juli 2015,
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
- primair: onverschuldigde betaling,
- subsidiair: schadevergoeding wegens gebrek/tekortkoming,
- meer subsidiair: ongedaanmaking verbintenis ten gevolge van partiële ontbinding,
- nog meer subsidiair: dwaling, waarbij Woontex geen vernietiging van de huurovereenkomst tussen partijen vordert, maar opheffing van het nadeel dat zij bij instandhouding ervan lijdt.
- de exoneratieclausule, als neergelegd in artikel 9.4 van de huurovereenkomst, aan een schadevergoedingsplicht van RFM in de weg staat;
- Woontex niet tijdig over het mindere aantal verhuurde vierkante meters bij VOR heeft geklaagd;
- de schadevergoedingsvordering is verjaard.
6.De slotsom
7.De beslissing
- door RFM (toen nog VOR) is verklaard dat de afwijking van het bruto vloeroppervlak zoals genoemd in de huurovereenkomst ten hoogste 6 tot 8 m² zou zijn;
- dat RFM (toen nog VOR) de garantie heeft gegeven dat de afwijking van het bruto vloeroppervlak zoals genoemd in de huurovereenkomst niet meer zou zijn dan ten hoogste 6 tot 8 m²;
17 januari 2016in het geding dient te brengen;
mr. D.J. Keur, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
17 januari 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;