Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Borger-Odoorn(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Borger-Odoorn. De heffingsambtenaar had de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 19 te [Z], vastgesteld op € 1.038.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Belanghebbende was het niet eens met deze waardering en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland op 4 februari 2016, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift indiende.
Tijdens de zitting op 8 november 2016 in Leeuwarden zijn beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de waarde van de onroerende zaak verlaagd moest worden tot € 825.000, terwijl de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde handhaafde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde en dat de door belanghebbende voorgestelde waarde ook niet aannemelijk was gemaakt. Uiteindelijk heeft het Hof de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 950.000, waarbij het Hof de waarderingsmethoden van beide partijen heeft beoordeeld en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk had gemaakt. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.