ECLI:NL:GHARL:2015:9988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 december 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
200.139.762/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak met krimpscheuren bij kanaalplaatvloer en bewijsopdracht voor tochtproblemen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde over de bouw van een woning. De appellant, die in eerste aanleg als eiser optrad, had een architectenbureau ingeschakeld om een woning te ontwerpen en een aannemer, de geïntimeerde, om de bouw uit te voeren. Na de oplevering van de woning ontdekte de appellant scheuren in het plafond en tochtproblemen bij de kozijnen. De appellant vorderde schadevergoeding van de aannemer, stellende dat deze tekortgeschoten was in zijn verplichtingen door het aanbrengen van een kanaalplaatvloer in plaats van een breedplaatvloer, wat volgens hem leidde tot de scheurvorming. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van de appellant afgewezen, omdat de scheurvorming inherent zou zijn aan het gebruik van kanaalplaatvloeren en de appellant niet had bewezen dat de aannemer een garantie had gegeven voor een strak plafond zonder scheuren.

In hoger beroep heeft het hof de feiten opnieuw vastgesteld en geconcludeerd dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. Het hof oordeelde dat de appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de offerte van de aannemer betrekking had op een kanaalplaatvloer en niet op een breedplaatvloer. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de aannemer een toezegging had gedaan over het uitblijven van scheurvorming. Het hof heeft de appellant opgedragen bewijs te leveren van zijn stelling dat hij de tochtproblemen bij de kozijnen tijdig had gemeld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij het hof de appellant de gelegenheid gaf om getuigen te horen over de klachtplicht en de communicatie met de aannemer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.139.762/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 521869 CV EXPL 11-13145)
arrest van de eerste kamer van 29 december 2015
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. Bolt, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A.A. Vogelsang, kantoorhoudend te Meppel.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 24 november 2011, 2 februari 2012 en 26 april 2012 van de rechtbank Groningen, sector kanton locatie Groningen en van 3 oktober 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 december 2013,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van [appellant] met producties,
- een antwoordakte van [geïntimeerde] .
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] in hoger beroep, zoals geformuleerd in de memorie van grieven, luidt:
"(…) bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden vonnissen van de rechtbank Groningen, sector kanton, d.d. 26 april 2012 en 3 oktober 2013 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellant] alsnog toe te wijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties."

3.De feiten

3.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
3.1.1
[appellant] heeft architectenbureau [X] te [plaats] (hierna: [X] ) in 2006 opdracht gegeven om een nieuw te bouwen woning voor hem te ontwerpen.
3.1.2
Aanvankelijk heeft [appellant] contact gehad met bouwbedrijf Norbert Schwarte Bau (hierna: Schwarte Bau) te Rhede/Brual (Duitsland). Dit bedrijf heeft een offerte aan [appellant] uitgebracht voor de bouw van zijn woning. De door Schwarte Bau opgestelde technische omschrijving heeft, voor zover thans van belang, de volgende inhoud (vet aangebracht door het hof):
"(…)
Vloeren:De beganegrondvloer is een in het werk gestorte gewapende betonvloer RC = +/- 3,5
De verdiepingsvloer is een
breedplaatvloer(Filigran) met een zwevende afwerkvloer
Zolder niet beloopbaar
(…)"
3.1.3
Nadien is [appellant] via [X] in contact gekomen met [geïntimeerde] .
heeft op 4 december 2006 een offerte uitgebracht aan [appellant] , die op of omstreeks die datum door [appellant] is aanvaard en ondertekend.
3.1.4
De offerte heeft, voor zover thans van belang, de volgende inhoud (vet aangebracht door het hof):
"Hierbij heb ik het genoegen U de prijs te doen toekomen, betreffende de nieuwbouw van een woning aan de [adres] volgens tekening nr. [nummer] van architecten bureau [X] . Verder heb ik van de architect begrepen dat de aanbieding incl. het installatiewerk moest
De volgende werkzaamheden zijn in de aanbieding opgenomen.
(…)
- Leveren en aanbrengen stelkozijnen en kunststof kozijnen incl. HR++ glas. € 23.157,40
- Leveren en aanbrengen verdiepingsvloer als
kanaalplaatvloer. € 13.900,--
(…)
- Opgaaf volgens beschrijving [X] .
(…)"
Op de offerte zijn diverse, met de hand geschreven opmerkingen geplaatst.
3.1.5
[X] heeft een "technische omschrijving nr. 1480 voor een te bouwen woonhuis aan de [adres] " opgesteld. Deze bevat, voor zover thans van belang, de volgende inhoud (vet aangebracht door het hof):
"(...)
HOOFDSTUK 9. VOORAF VERVAARDIGDE STEENACHTIGE ELEMENTEN1. Fabrieksmatige onderdelen van beton.(…)
b. Verdiepingsvloer moet worden uitgevoerd als een
plaatvloer merk VBI of gelijkwaardig. De vloeren te leveren en aan te brengen met de nodige sparingen
(…)
HOOFDSTUK 17. STUCADOORSWERKEN(…)
3. De afwerking van de plafonds op de begane grond geschiedt middels het
uitvlakken van de betonplaten (geen V-naden zichtbaar).
(…)"
3.1.6
Tijdens de bouw hebben partijen meerdere malen met elkaar overlegd.
3.1.7
Naar aanleiding van de wens van [appellant] om een glad en strak plafond zonder (zichtbare) V-naden te krijgen, heeft [geïntimeerde] een meerwerkofferte d.d. 22 augustus 2007 opgesteld. [appellant] heeft de meerwerkofferte niet geaccepteerd.
3.1.8
[appellant] heeft zelf stukadoorsbedrijf [Q] opdracht gegeven het plafond van de benedenverdieping strak en vlak te maken. [Q] heeft deze werkzaamheden gefactureerd aan [geïntimeerde] , die op haar beurt deze werkzaamheden aan [appellant] als meerwerkkosten in rekening heeft gebracht.
3.1.9
Op 28 september 2007 is de woning opgeleverd. Nadien heeft [appellant] het laatst
verschuldigde deel van de aanneemsom aan [geïntimeerde] voldaan.
3.1.10
Na de oplevering heeft [appellant] scheuren ontdekt in het plafond van de benedenverdieping, zowel ter plaatse van de aansluitingen van de kanaalplaten als ter plaatse van de wanden. [appellant] heeft [geïntimeerde] hierop aangesproken.
3.1.11
Op 5 mei 2009 heeft de toenmalige gemachtigde van [appellant] aan Compander B.V. te Assen opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar de scheurvorming in het stuukwerk van de plafonds in de woning. Hiervan is op 15 december 2009 een rapportage opgemaakt door de heer [naam] (hierna: [naam] ). Deze rapportage luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"(…)Scheurvorming in het stuukwerk van de plafonds:Klacht 1: Scheuren treden op in het stuukwerk ter plaatse van de kanaalplaat aansluitingen.(…)Beoordeling: Aan de hand van foto's, welke door [appellant] ten tijde van de bouw zijn gemaakt, alsmede het onderzoek ter plaatse heeft uitgewezen dat de verdiepingsvloer van zogenaamde kanaalplaatvloeren zijn gemaakt.Kanaalplaatvloeren zijn prefab gemaakte vloeren welke aan de onderzijde voorzien zijn van vellingkanten. Deze vellingkanten blijven doorgaans in het zicht. In deze kwestie zijn de vellingkanten dichtgesmeerd met een mortel, vermoedelijk roodband, waarna over de gehele breedte van de vellingkant een stukadoorgaas is aangebracht. Het stukadoorgaas laat los, hetgeen zich openbaart als scheurvorming. Als bijlage 1 voeg ik enige foto's toe waarop deze scheurvorming zichtbaar is. Op foto 3 is duidelijk zichtbaar dat het stukadoorgaas loslaat.Conclusie:Het toepassen van kanaalplaatvloeren is een constructie die scheurvorming in een plafond nimmer kan uitsluiten, vanwege het feit dat dat bij de in het werk gevulde naden onderling geen constructieve koppeling gemaakt kan worden en hierdoor de platen onderling verschillend kunnen werken. [geïntimeerde] had dit als bouwkundig aannemer moeten weten. Hij had dan ook moeten kiezen voor een ander vloersysteem. Het dichtsmeren van vellingkanten is zonder problemen mogelijk bij zogenaamde breedplaatvloeren. Deze vloeren worden onderling verbonden/gekoppeld door koppelwapening en doorlopende bovenwapening. Hierdoor ontstaat één geheel waarbij hooguit kleine haarscheurtjes kunnen ontstaan, welke goed weggewerkt kunnen worden. Daarnaast kan niet uitgesloten worden dat de voorbehandeling niet goed is geweest. Een veel voorkomend probleem is het nog aanwezig zijn van bekistingsolie, waardoor de ondergrond plaatselijk vet is en er geen goede hechting kan ontstaan.Herstel: Het aanbrengen van een nieuwe stuclaag zal niet tot een blijvende oplossing leiden. Door blijvende doorbuiging en bewegingswerking zullen de scheuren steeds terugkomen. Om een vlak plafond te creëren moet men een (stuc)gipsplatenplafond op houten draaglatten bevestigen aan de plafondzijde van de vloer. Hiermee ontstaat een opbouw die met de werking van de vloer kan mee buigen. De kans op scheurvorming is dan nog minimaal aanwezig.Klacht 2: Scheurvorming op de aansluiting van de wanden en de plafonds.Bevindingen: Bij de aansluiting van de wanden en de plafonds zijn delen van stuukgaas zichtbaar. Ook is zichtbaar dat het behang begint te wijken, met andere woorden het laat los van de ondergrond.Beoordeling: Zichtbaar is dat stukadoorgaas is gebruikt bij de aansluiting van de wanden en de vloeren. Op het fotoblad is dit bij foto 5 duidelijk waarneembaar. Onderzoek van alle aansluitingen heeft uitgewezen dat door de gehele woning bij de aansluitingen van de wanden en de vloeren het stuukgaas is toegepast. Over een groot deel van de woning is zichtbaar dat het behang loslaat.Daar waar dit nu nog niet is vast te stellen, zal dit na verloop van tijd zonder meer op gaan treden.Conclusie: Bij aansluiting van wanden en vloeren mag nimmer stukadoorgaas worden toegepast. Bij aansluitingen van de verschillende materialen dient te allen tijde een flexibele aansluiting of loskoppeling toegepast te worden. Doordat er bij de aansluiting van de wanden en vloeren stuukgaas is toegepast, is de benodigde loskoppeling volledig teniet gegaan en vormt de aansluiting één geheel wat nu juist niet de bedoeling is. Bij een juiste montage van de kanaalplaatvloeren op de binnenwanden dient een vilt te worden toegepast om de zetting en werking van de materialen alsmede een juiste drukverdeling toe te laten. Deze aansluiting wordt doorgaans afgekit dan wel afgewerkt met een geschikt profiel. Vervolgens kan de plafond- en wandafwerking worden toegepast.Herstel: Het stucgaas dient te worden doorgesneden om weer een volledige loskoppeling te krijgen. Door het aanbrengen van het (stuc)gipsplafond tegen de bestaande plafondzijde ontstaat een gunstige situatie. De nu door werking losgetrokken behangafwerking aan de bovenzijde wordt over een hoogte van circa 35 millimeter afgedekt door het (stuc)gipsplafond. Het is aannemelijk dat er geen herstel aan het behang hoeft plaats te vinden. Echter, er kan niet worden uitgesloten dat er tijdens het doorsnijden van het stucgaas meer schade ontstaat of zichtbaar wordt aan de behangafwerking.(…)Beantwoording vragen / Samenvatting van conclusiesOp basis van bevindingen komt de ondergetekende tot de volgende beantwoording van de vragen."1. Wat is de oorzaak van de scheurvorming?
De scheurvorming in het plafond wordt veroorzaakt door de combinatie tussen het
vloertype en de gekozen afwerking. Door de werking van de afzonderlijke plafondplaten zijn scheuren niet te voorkomen.
2. Is er naar uw mening sprake van een tekortkoming in het werk van de ondernemer? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De ondernemer heeft een foutieve keuze gemaakt en in die zin is er een tekortkoming in het werk. De combinatie strak plafond en kanaalplaatvloeren is niet haalbaar.
3. Is er sprake van goed en deugdelijk werk?
Uitgaande van de antwoorden op de vragen 1 en 2 kan ik niet anders concluderen dat er van goed en deugdelijk werk geen sprake is.
4. Is de omvang van de huidige scheurvorming naar uw mening buitensporig?
De scheuren zijn inherent aan het gebrek. Vanuit onder andere GIW arbitrage komt naar voren dat dergelijke scheurvorming niet geaccepteerd behoeft te worden.
5. Zal de scheurvorming in de toekomst uitbreiden?
In de toekomst zullen de scheuren zich uitbreiden. Dit komt door blijvende krimpwerking en doorbuiging (kruip) van de betonplaten.
(...)"
In het rapport wordt de wijze van herstel aangegeven, alsmede een raming van de daarmee gemoeide kosten sluitend op een bedrag van € 18.392,75 (inclusief btw). Compander B.V. heeft een bedrag van € 1.540,00 in rekening gebracht voor dit onderzoek.
3.1.12
Naar aanleiding van door [appellant] ter plaatse van de kozijnen en
dakkapellen geconstateerde tochtproblemen heeft Belisol, die in onderaanneming de kunststof kozijnen heeft geleverd en geplaatst, de kozijnen afgekit en extra dik rubber aangebracht in de draaikiepramen en deze zo zwaar en strak mogelijk afgesteld.

4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd:
"(…) bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de schade ter zake van de scheurvorming die [appellant] als gevolg van de verwijtbare tekortkoming van de aannemer heeft geleden, welke schade wordt geraamd op (€ 18.392,75 + € 1.540,00 =) € 19.932,75, althans op een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en ter zake van herstel van de tochtoorzaak te verklaren voor recht dat de aannemer aansprakelijk is voor dit gebrek en dat hij gehouden is tot kosteloos herstel dan wel tot vergoeding van de door [appellant] te maken kosten van herstel door derden, met veroordeling in de kosten van deze procedure, de kosten van de raadsman van eiser daaronder begrepen."
Met betrekking tot de scheuren in het plafond
4.2
De kantonrechter heeft, zakelijk weergegeven, het volgende overwogen.
Als onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat de vorming van scheuren in het plafond inherent is aan de toepassing van een kanaalplaatvloer. [geïntimeerde] kan deze werking van het materiaal echter niet aan [appellant] tegenwerpen indien komt vast te staan dat zij aan [appellant] heeft toegezegd een strak plafond zonder scheuren te leveren. Vervolgens heeft de kantonrechter [appellant] opgedragen dit laatste te bewijzen. Na bewijslevering door [appellant] heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat het optreden van krimpscheuren als zodanig niet als een tekortkoming kan worden beschouwd, nu dat inherent is aan de plaatsing van een verdiepingsvloer en gesteld noch gebleken is dat het gebruik van kanaalplaatvloeren in het algemeen ongepast is bij de bouw van een woning als de onderhavige. Ten slotte staat als onbetwist vast dat bij de toepassing van een breedplaatvloer, die meer kosten voor [appellant] zou opleveren, scheurvorming evenmin voorkomen kan worden, aldus de kantonrechter.
Met betrekking tot de tocht bij de kozijnen
4.3
De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] zijn vermoeden dat de tocht wordt veroorzaakt door ondeugdelijk aangebracht isolatiemateriaal onvoldoende heeft onderbouwd met feiten of omstandigheden. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat niet althans onvoldoende is gebleken dat [appellant] [geïntimeerde] voorafgaand aan deze procedure ter zake van dit probleem heeft aangesproken en haar de gelegenheid heeft gegeven de situatie te onderzoeken en zo nodig het probleem te herstellen.
4.4
De kantonrechter heeft alle vorderingen van [appellant] afgewezen met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.

5.Met betrekking tot de grieven

5.1
Grief Iis gericht tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter onder 1.10 van het bestreden tussenvonnis van 26 april 2012.
5.2
Aangezien het hof de feiten zelf heeft vastgesteld en daarbij rekening heeft gehouden met hetgeen door partijen in hoger beroep over en weer gesteld is, heeft [appellant] geen belang bij een afzonderlijke behandeling van deze grief.
Kern van het geschil
5.3
[appellant] houdt [geïntimeerde] aansprakelijk voor scheurvorming in het plafond van de benedenverdieping en voor tochtvorming. Daartoe baseert hij zich op diverse grondslagen. Aangezien partijen van mening verschillen over de inhoud van de overeenkomst, zal het hof eerst op de hiermee samenhangende geschilpunten ingaan.
Inhoud overeenkomst: breedplaat- of kanaalplaatvloer?
5.4
De meest vergaande stelling van [appellant] is, dat is overeengekomen dat de woning op dezelfde wijze als door de Duitse aannemer zou worden gebouwd. Volgens de technische omschrijving van de Duitse aannemer zou de verdiepingsvloer als breedplaatvloer worden gelegd (zie hiervoor onder 3.1.2).
5.5
[geïntimeerde] stelt dat zij tijdens het opstellen van haar offerte niet bekend was met de inhoud van de offerte van de Duitse aannemer. Evenmin had zij de beschikking over de werkomschrijving van [X] , aangezien deze volgens haar van latere datum is. Volgens [geïntimeerde] is de offerte opgemaakt aan de hand van een werktekening en een mondelinge opgaaf van [X] . [geïntimeerde] heeft een kanaalplaatvloer geoffreerd en deze offerte is door [appellant] aanvaard. Zij heeft derhalve geleverd wat is overeengekomen, aldus [geïntimeerde] .
5.6
Voorop staat dat het voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen steeds aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
Naar het oordeel van het hof is de term "kanaalplaatvloer" niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. [appellant] had redelijkerwijs dienen te begrijpen dat de offerte van [geïntimeerde] op dit punt afweek van de offerte van de Duitse aannemer, waarin een "breedplaatvloer" werd geoffreerd. De omstandigheid dat [appellant] de offerte niet op detailniveau heeft gecontroleerd (zie pleitaantekeningen in eerste aanleg, p. 2, 6e alinea) dient voor zijn rekening te blijven.
Op grond van de getuigenverklaring in eerste aanleg acht het hof niet bewezen dat [geïntimeerde] ten tijde van het opstellen van de offerte beschikte over de offerte van de Duitse aannemer dan wel over een (concept)werkomschrijving van [X] , waarin werd gesproken over een breedplaatvloer. Evenmin acht het hof bewezen dat [appellant] en/of [X] mondeling aan [geïntimeerde] hebben duidelijk gemaakt dat [appellant] een breedplaatvloer wenste. Nu [appellant] op dit punt geen nader, voldoende specifiek en concreet bewijsaanbod doet, zijn deze door hem gestelde omstandigheden niet komen vast te staan. [appellant] heeft daarnaast geen dan wel onvoldoende concrete feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, meebrengen dat hij in afwijking van de tekst van de offerte redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat de offerte van [geïntimeerde] desondanks zag op een breedplaatvloer en dat [geïntimeerde] zulks redelijkerwijs had dienen te begrijpen. Daarmee is komen vast te staan dat de overeenkomst inhield dat [geïntimeerde] een kanaalplaatvloer moest leveren en plaatsen. Aangezien [geïntimeerde] aan deze verplichting heeft voldaan, is in zoverre geen sprake van een tekortkoming.
Werkomschrijving onderdeel van overeenkomst?
5.7
[appellant] doet voorts een beroep op de werkomschrijving van [X] , die volgens hem onderdeel van de overeenkomst uitmaakt. In deze werkomschrijving staat, voor zover thans van belang, het volgende (zie hiervoor onder 3.1.5):
"De afwerking van de plafonds op de begane grond geschiedt middels het
uitvlakken van de betonplaten (geen V-naden zichtbaar)."
Bovendien bevat deze werkomschrijving een garantie op scheurvorming voor een periode van vijf jaar, alsmede een garantie van 10 jaar voor tocht en gebreken aan hang- en sluitwerk aan kozijnen, bewegende delen en betimmeringen (hoofdstuk 1, artikel 2, onder b, sub 1 en 2 van de werkomschrijving.)
[appellant] stelt dat deze werkomschrijving dateert van 30 januari 2007 en dat deze - na aanvaarding door [geïntimeerde] - alsnog onderdeel is gaan uitmaken van de overeenkomst. Ter onderbouwing van deze stelling doet hij onder meer een beroep op de handgeschreven aantekeningen op de offerte, die afkomstig zouden zijn van [X] . Tevens doet hij in dit verband een beroep op een velletje - beweerdelijk door [X] gemaakte - aantekeningen, gevoegd achter de werkomschrijving (productie 1 bij de inleidende dagvaarding), waarop onder meer staat vermeld:
"geen krimpscheuren in plafond. akkoord."
5.8
[geïntimeerde] betwist dat deze werkomschrijving onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, nu deze volgens haar van veel latere datum is, te weten maart 2007. Voorts bestrijdt zij de beweerdelijk gemaakte afspraak
"geen krimpscheuren in plafond. akkoord."
5.9
Het hof stelt voorop dat krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant] de bewijslast rust ter zake van zijn stelling dat de werkomschrijving onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Op grond van hetgeen thans aan bewijsmateriaal voorligt, kan dit naar het oordeel van het hof niet bewezen worden geacht . Evenmin kan bewezen worden geacht dat partijen een afzonderlijke afspraak hebben gemaakt over het uitblijven van krimpscheuren in het plafond. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [X] als getuige onder meer het volgende heeft verklaard:
"(…) Bij de totstandkoming van de overeenkomst ben ik niet betrokken geweest. Dat is onderling gebeurd. De werkomschrijving heb ik nadien opgesteld. Ongeveer in maart 2007. Het contract was toen al gesloten.(…)Ik kan mij herinneren dat ik aanwezig ben geweest bij een bespreking met [naam][lees: [naam] ; toev. hof]
en de heer [appellant] , begin 2007. Het bestek, de werkomschrijving, is toen niet ter sprake geweest. Dat was er niet. Dat kwam pas in maart 2007. Wat er toen besproken is geweest, weet ik niet meer precies. (...) ik weet wel dat nadat het plafond ter sprake is geweest, de aannemer ook een meerprijs heeft gemaakt. Ik geloof voor een andere vloerconstructie.Dat de familie [appellant] heeft aangegeven dat zij een strak plafond wilden hebben, is wel gezegd. Wanneer weet ik niet, in ieder geval nadat de overeenkomst was getekend.Er is ook een bijeenkomst geweest naar aanleiding van de scheuren bij de familie [naam] . Of in de werkomschrijving staat dat 'een strak plafond' zou worden geleverd, weet ik zo niet. Wat ik mij kan herinneren over afspraken met betrekking tot de plafonds is weinig tot niets. U toont mij de laatste pagina van productie 1. Dat is mijn handschrift en is geschreven naar aanleiding van een bespreking tussen [appellant] en mij. Misschien was mevrouw [appellant] er ook bij en of de aannemer aanwezig was, weet ik niet. Er staat: "geen krimpscheuren in het plafond. Akkoord." Ik neem aan dat ik dit wel heb doorgegeven aan de aannemer, maar dat weet ik niet meer zeker. Misschien heeft hij naar aanleiding van dit verhaal een extra aanbieding gedaan. Dat weet ik niet.Op uw vraag of over het systeem of de keuze voor het materiaal van plafond/vloer is gesproken, antwoord ik u dat ik aanneem dat dat niet aan de orde is geweest. Dat zijn ook afspraken tussen de aannemer en de opdrachtgever. Ik denk niet dat het type vloer is omschreven. Met breedplaatvloeren heb je minder kans op krimpscheuren.U houdt mij de offerte voor van 4 december 2006. Het handschrift daarop is niet van mij. Die offerte ken ik wel. U houdt mij voor dat omschreven is dat gebruik gemaakt zal worden van kanaalplaten. Dat heb ik niet vooraf geweten.(...)Mr. Bolt verwijst naar de laatste pagina van productie 1 en vraagt mij waarom achter de opmerking "geen krimpscheuren" "akkoord" staat. Daarop antwoord ik u: dat weet ik niet. Het is mijn handschrift, maar ik herinner mij niet dat ik dit geschreven heb.Op de vraag van mr. Bolt of er op dit punt een akkoord bereikt is tussen partijen, antwoord ik u "nee, zo kun je dat niet zien."Op zijn vraag of de familie [appellant] dat met mij heeft afgesproken, antwoord ik ontkennend.(…)"
Aangezien [appellant] in hoger beroep op dit punt geen nader (voldoende concreet en specifiek) bewijs heeft aangeboden, is niet is komen vast te staan dat de werkomschrijving onderdeel uitmaakt van de overeenkomst noch dat een afzonderlijke afspraak is gemaakt over het uitblijven van krimpscheuren in het plafond. Daarmee falen de stellingen van [appellant] indien en voor zover deze hierop zijn gebaseerd.
5.1
Het voorgaande leidt tevens tot de conclusie dat het dichten van de V-naden niet tot de overeengekomen werkzaamheden behoorde. Aangezien [appellant] nadien aan [geïntimeerde] heeft opgedragen de V-naden te dichten en [geïntimeerde] deze werkzaamheden - via haar onderaannemer [Q] - heeft verricht, heeft dit als meerwerk te gelden.
De tochtproblemen
5.11
Grief IIheeft betrekking op het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de door [appellant] gestelde tochtproblemen. [appellant] voert in de toelichting op deze grief het volgende aan.
De leverancier en de fabrikant van de kozijnen hebben vastgesteld dat de kozijnen goed zijn gefabriceerd en geplaatst. De enige mogelijke oorzaak kan dan zijn gelegen in het feit dat de afwerking van de isolatie niet conform de werkomschrijving alsmede de eisen van goed en deugdelijk werk is uitgevoerd. Het is [appellant] gebleken dat de ruimte tussen de isolatie en de stelkozijnen niet door Ridder is afgedicht met purschuim. Door deze kieren stroomt naar het zich laat aanzien de koude lucht uit de spouw in de woning.
5.12
[geïntimeerde] beroept zich primair op schending door [appellant] van zijn klachtplicht ter zake van de tochtproblemen bij de kozijnen. Zij stelt dat [appellant] alleen ter zake van de tochtproblemen bij de voordeur bij haar heeft geklaagd. Ter zake van de tochtproblemen bij de kozijnen zou [appellant] rechtstreeks bij Belisol hebben geklaagd. Daartoe beroept zij zich op een brief van Belisol d.d. 9 november 2011 (productie 1 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg). [geïntimeerde] betwist voorts dat zij de brief van de gemachtigde van [appellant] d.d. 22 maart 2011 (productie 5 bij de inleidende dagvaarding) heeft ontvangen. Zelfs indien zij deze brief zou hebben ontvangen, dan nog zou daarmee te laat zijn geklaagd, aldus [geïntimeerde] .
5.13
[appellant] stelt dat hij de tochtproblemen bij de kozijnen tegelijkertijd met de tochtproblemen bij de voordeur aan [geïntimeerde] heeft gemeld (eind 2007/begin 2008). Nu [geïntimeerde] dit betwist, dient [appellant] krachtens een bijzondere regel van bewijslastverdeling als bedoeld in artikel 150 Rv de juistheid van deze stelling te bewijzen (vergelijk HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593). Aangezien [appellant] ter zake een specifiek bewijsaanbod doet (akte d.d. 21 oktober 2014, p. 3, laatste alinea), zal het hof hem daartoe in de gelegenheid stellen.
Scheuren in het plafond
5.14
De
grieven III tot en met XIIIzijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de scheuren in het plafond. Het hof zal de grieven tezamen behandelen.
Schending waarschuwingsplicht bij het aangaan van de overeenkomst?
5.15
Voor zover [appellant] heeft beoogd een beroep te doen op schending door [geïntimeerde] van haar uit artikel 7:754 BW voortvloeiende waarschuwingsplicht, door hem bij het aangaan van de overeenkomst niet te waarschuwen voor mogelijke krimpscheuren bij het plaatsen van een kanaalplaatvloer, overweegt het hof als volgt.
5.16
Artikel 7:754 BW verplicht de aannemer, voor zover thans van belang, de opdrachtgever bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Het hof is van oordeel dat er onder de hiervoor geschetste omstandigheden voor [geïntimeerde] geen aanleiding bestond om [appellant] bij het aangaan van de overeenkomst te waarschuwen voor het risico op krimpscheuren bij toepassing van een kanaalplaatvloer. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de kantonrechter heeft overwogen dat gesteld noch gebleken is dat de toepassing van kanaalplaatvloeren in het algemeen ongepast is bij de bouw van een woning als hier aan de orde (rechtsoverweging 20 van het bestreden vonnis). Weliswaar heeft [appellant] een grief tegen deze overweging gericht (
grief XII), maar deze grief is niet van enige onderbouwing voorzien, zodat het hof daaraan voorbijgaat. Nu [geïntimeerde] blijkens het vorenoverwogene niet op de hoogte was dan wel redelijkerwijs behoorde te zijn van de specifieke wens van [appellant] om een glad en strak plafond zonder zichtbare V-naden en/of krimpscheuren te krijgen, behoefde [geïntimeerde] niet te waarschuwen voor het feit dat bij toepassing van een kanaalplaatvloer het risico op krimpscheuren groter is dan bij toepassing van een breedplaatvloer.
5.17
Van schending van een waarschuwingsplicht bij het aangaan van de overeenkomst is derhalve geen sprake, zodat [geïntimeerde] in zoverre niet is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst in samenhang met artikel 7:754 BW.
Toezegging in later stadium?
5.18
[appellant] beroept zich er op dat [geïntimeerde] tijdens de bouw heeft toegezegd dat scheurvorming zou uitblijven, welke toezegging in zijn optiek dient te worden aangemerkt als een garantie. [geïntimeerde] betwist dat zij een dergelijke toezegging heeft gedaan, aangezien krimpscheuren bij een kanaalplaatvloer niet vallen uit te sluiten. Volgens [geïntimeerde] heeft zij naar aanleiding van de wens van [appellant] om een glad en strak plafond zonder zichtbare V-naden en scheuren te krijgen, toegezegd dat zij deugdelijke maatregelen zou nemen om scheurvorming te voorkomen.
5.19
Het hof stelt voorop dat de bewijslast ter zake van deze beweerdelijke garantie krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv in beginsel op [appellant] rust. Het hof is van oordeel dat op grond van de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen
nietbewezen kan worden geacht dat [geïntimeerde] aan [appellant] een als garantie op te vatten toezegging heeft gedaan. Weliswaar heeft [appellant] als getuige in deze zin verklaard, maar aangezien hij als partijgetuige dient te worden aangemerkt, dienen náást zijn verklaring aanvullende bewijzen voorhanden te zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij zijn partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken (artikel 164 lid 2 Rv). Deze aanvullende bewijzen zijn naar het oordeel van het hof niet aanwezig. [naam] heeft integendeel als getuige verklaard dat hij niet heeft toegezegd dat er een plafond vrij van krimpscheuren zou komen. Hij heeft wel toegezegd dat hij zorg zou dragen voor deugdelijke maatregelen om scheurvorming te voorkomen. Daaronder verstaat hij het gebruik van gaas voor in de naden en in de hoeken. Ook met deze maatregelen zijn krimpscheuren echter niet geheel te voorkomen, aldus de getuigenverklaring van [naam] . [X] heeft als getuige de vraag of in zijn bijzijn door [naam] aan [appellant] is gegarandeerd dat een plafond vrij van krimpscheuren zou worden geleverd, ontkennend beantwoord. Voorts heeft [X] verklaard dat de brief van Mr. Bolt aan hem d.d. 1 december 2010 (productie 4 bij de inleidende dagvaarding) geen juiste weergave vormt van hetgeen tijdens een bespreking tussen hem, [appellant] en Mr. Bolt is besproken. In deze brief staat onder meer dat [X] aan mr. Bolt zou hebben verteld dat [naam] tijdens de tweede bouwvergadering aan hem heeft toegezegd dat geen scheuren in de plafonds zouden ontstaan.
5.2
[appellant] heeft in hoger beroep aangeboden te bewijzen dat [X] in het bewuste gesprek op 1 december 2010 tegenover de toenmalige gemachtigde van [appellant] , mr. E. Leijten, heeft verklaard dat [naam] heeft toegezegd dat geen scheuren zouden ontstaan, omdat hij daarvoor voorzieningen zou treffen. Hij biedt aan dit te bewijzen door het als getuige doen horen van zijn huidige raadsman, mr. J. Bolt, die bij dit gesprek aanwezig is geweest (memorie van grieven onder 12). Ook al zou mr. J. Bolt als getuige dienovereenkomstig verklaren, dan is daarmee niet het bewijs geleverd dat [geïntimeerde] aan [appellant] heeft gegarandeerd dat krimpscheuren zouden uitblijven. Hiertegenover staat immers de ontkennende verklaring van [X] zelf. Het hof gaat dan ook aan dit bewijsaanbod voorbij.
Schending waarschuwingsplicht tijdens de uitvoering van de overeenkomst?
5.21
[appellant] heeft zich er voorts op beroepen dat [geïntimeerde] ten tijde van de bespreking van zijn wens om een glad en strak plafond zonder zichtbare V-naden en scheuren te krijgen, haar waarschuwingsplicht heeft geschonden door hem er niet voor te waarschuwen dat het risico op krimpscheuren bij een kanaalplaatvloer groter is dan bij een breedplaatvloer. Volgens [appellant] was de verdiepingsvloer op dat moment nog niet geplaatst, zodat [geïntimeerde] hem had kunnen en moeten adviseren om alsnog een breedplaatvloer toe te passen.
5.22
[geïntimeerde] betwist dat de door [appellant] bedoelde bespreking heeft plaatsgevonden voordat de verdiepingsvloer is geplaatst. Volgens haar heeft de bespreking nadien plaatsgevonden.
5.23
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Zowel [appellant] , als [Z] hebben verklaard dat het bewuste gesprek over het plafond heeft plaatsgevonden tijdens de tweede bouwvergadering. Volgens [appellant] heeft die vergadering plaatsgevonden in januari 2007. [Z] heeft uitdrukkelijk verklaard dat ten tijde van deze bespreking de verdiepingsvloer al was geplaatst. [naam] heeft verklaard dat de verdiepingsvloer pas op 19 april 2007 is geplaatst, en dat [appellant] kennelijk 'in de war is met de tijd'.
Het hof acht op grond van deze verklaringen niet bewezen dat het gesprek over het voorkomen van krimpscheuren in het plafond heeft plaatsgevonden voordat de verdiepingsvloer is geplaatst. Nu de verdiepingsvloer er al lag, behoefde [geïntimeerde] niet meer te waarschuwen voor de nadelen van een kanaalplaatvloer ten opzichte van een breedplaatvloer. Hierop stuit het onderhavige beroep op schending van de waarschuwingsplicht af.
Ondeugdelijke uitvoering werkzaamheden?
Met betrekking tot de scheuren ter plaatse van de vellingnaden
5.24
Daarmee komt de vraag aan de orde of [geïntimeerde] is tekortgeschoten door de wijze waarop de vellingnaden in het plafond zijn gedicht. [appellant] stelt dat de gebruikte methode op zich bruikbaar en deugdelijk is ter voorkoming van scheurvorming, maar dat [geïntimeerde] deze behandeling niet goed heeft uitgevoerd. Dit baseert hij op het feit dat het stucgaas loslaat, hetgeen zich openbaart als scheurvorming. Voorts stelt hij dat er een andere werkwijze is (afkomstig van vloerfabrikant VBI), die een plafondafwerking zonder krimpscheuren garandeert. Ter onderbouwing van zijn stellingen beroept hij zich op het rapport van [naam] (zie hiervoor onder 3.1.11).
5.25
[geïntimeerde] betwist dat het werk niet goed zou zijn uitgevoerd. Als gevolg van de werking van de kanaalplaten kan volgens haar ook het stucgaas loslaten. Voorts bestrijdt zij dat bij een zogenaamde VBI-afwerking scheurvorming gegarandeerd uitblijft. Bovendien is geen VBI-afwerking overeengekomen, aldus [geïntimeerde] .
5.26
[naam] schrijft in zijn rapport dat het loslaten van het stukadoorgaas (hetgeen zich openbaart in scheurvorming) veroorzaakt wordt door een combinatie van het vloertype (kanaalplaatvloer) en de gekozen afwerking (dichtsmeren met een mortel en stukadoorsgaas aanbrengen over de gehele breedte van de vellingkant). Deze scheurvorming is volgens [naam] inherent aan de werking van de kanaalplaten en hij is van mening dat ook na het aanbrengen van een nieuwe stuclaag de scheuren steeds zullen terugkomen.
5.27
Het hof is van oordeel dat - anders dan [appellant] betoogt - op grond van het rapport [naam] niet de conclusie kan worden getrokken dat [geïntimeerde] het stucgaas op ondeugdelijke wijze heeft aangebracht. Het rapport ondersteunt veeleer de stelling van [geïntimeerde] dat het uitblijven van dit soort scheurvorming niet gegarandeerd kan worden bij kanaalplaatvloeren. Het feit dat [naam] heeft opgemerkt dat daarnáást niet valt uit te sluiten dat de voorbehandeling niet goed is geweest, brengt hierin geen verandering. Volgens [naam] zullen de scheuren immers ook na het aanbrengen van een nieuwe stuclaag blijven terugkomen. De stelling van [appellant] dat er betere, effectievere methoden zijn, die scheurvorming gegarandeerd voorkomen, acht het hof in het licht van het rapport van [naam] , alsmede het verweer van [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd.
Met betrekking tot de scheuren ter plaatse van de aansluiting van de wanden en de plafonds
5.28
Grief XIVhoudt in dat de rechtbank ten onrechte de foutieve aansluiting van de wanden met de plafonds in haar beoordeling buiten beschouwing heeft gelaten. [appellant] betoogt - met een beroep op het rapport van [naam] - dat [geïntimeerde] bij de aansluiting van de wanden en de plafonds ten onrechte stukadoorsgaas heeft toegepast in plaats van een flexibele aansluiting of loskoppeling. Volgens het rapport van [naam] had bij een juiste montage van de kanaalplaatvloeren op de binnenwanden een vilt toegepast moeten worden teneinde zetting en werking van de (verschillende) materialen alsmede een juiste drukverdeling toe te laten. Deze aansluiting wordt doorgaans afgekit dan wel afgewerkt met een geschikt profiel (zie hiervoor onder 3.1.11).
5.29
[geïntimeerde] betwist dat er geen stucgaas aangebracht mag worden ter plaatse van de wanden en plafond. Het aanbrengen van stucgaas in deze gevallen is volgens haar gebruikelijk.
5.3
Het hof stelt vast dat de stellingen van [appellant] in de memorie van grieven innerlijk tegenstrijdig zijn. Waar hij in de toelichting op de onderhavige grief - met een beroep op het rapport van [naam] - aanvoert dat bij de aansluiting van de wanden geen stukadoorsgaas had mogen worden toegepast, heeft hij onder randnummer 67 e.v. - met verwijzing naar diverse andere stukadoorsbedrijven - betoogd dat dit een gebruikelijke methode is. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] zijn stelling aldus, mede in het licht van het verweer van [geïntimeerde] , onvoldoende onderbouwd.
5.31
De conclusie uit het voorgaande is dat de krimpscheuren in het plafond geen tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde] opleveren.
5.32
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
De beslissingHet hof, recht doende in hoger beroep:
alvorens nader te beslissen:
draagt [appellant] op te bewijzen dat hij de tochtproblemen bij de kozijnen tegelijkertijd met de tochtproblemen bij de voordeur aan [geïntimeerde] heeft gemeld (eind 2007/begin 2008);
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. B.J.H. Hofstee, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum dinsdag
12 januari 2016, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffie van het hof dient op te geven;
verstaat dat het hof de stukken onder zich houdt en dat partijen te zijner tijd aanvullend kunnen fourneren.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. I. Tubben en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 december 2015.