ECLI:NL:GHARL:2015:9692
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Rehabilitatieverzoek van een stichting na faillissement en de beoordeling van insolventie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een rehabilitatieverzoek van een stichting die eerder in staat van faillissement was verklaard. De stichting was op 27 april 2007 failliet verklaard door de rechtbank Zutphen, en op 23 december 2014 was de slotuitdelingslijst goedgekeurd, waarmee het faillissement formeel eindigde. De stichting verzocht de rechtbank Gelderland om haar te rehabiliteren en te verklaren dat zij nooit insolvent is geweest. De rechtbank heeft op 3 juli 2015 de rehabilitatie toegestaan, maar het verzoek om te bepalen dat de stichting niet insolvent is geraakt, afgewezen.
In hoger beroep heeft de stichting de beschikking van de rechtbank bestreden, met het verzoek om haar ontvankelijk te verklaren in haar beroep en de afgewezen verzoeken alsnog toe te wijzen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 3 december 2015 gehouden, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door haar bestuurder en advocaat. De rechtbank had overwogen dat de stichting op grond van artikel 173 Fw in staat van insolventie was geraakt, omdat er geen schuldeisers waren die hun vordering ter verificatie hadden aangemeld.
Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank de stichting niet-ontvankelijk had moeten verklaren in haar verzoeken, omdat het verzoek niet was gebaseerd op een specifieke wetsbepaling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarbij het hof opmerkt dat er geen sprake was van insolventie, omdat er geen schuldeisers waren en de stichting dus niet ontbonden kon worden. De beslissing van het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en onderstreept de noodzaak van een duidelijke juridische grondslag voor verzoeken in faillissementsprocedures.