In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had de naheffingsaanslagen fosfaat- en stikstofheffing voor het jaar 2000, opgelegd door de Inspecteur van de Dienst Regelingen, gehandhaafd, maar de vergrijpboeten verminderd. De Hoge Raad had eerder het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het Hof voor verdere behandeling. De kern van het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of belanghebbende recht heeft op vermindering van de heffingen op basis van de Meststoffenwet. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet kan aantonen dat zij voldoet aan de eisen voor vermindering, omdat de vereiste afleveringsbewijzen ontbreken. De stelling van belanghebbende dat de vrachten mest daadwerkelijk naar Duitsland zijn vervoerd, is niet voldoende om de verminderingen toe te staan. Het Hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de opgelegde vergrijpboeten terecht zijn opgelegd, gezien de grove schuld van belanghebbende. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.