Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Rabobank verleent in het kader van de doorstart van de activiteiten van Schaarschehoeve door de besloten vennootschap PMTG Bergharen B.V., aan laatstgenoemde een onherroepelijke volmacht tot uitoefening van alle bevoegdheden van de Rabobank uit hoofde van het voornoemde pandrecht op de vordering(en) op PlusEnergy B.V., in het bijzonder tot uitoefening van de bevoegdheid tot inning en alle daarmee verband houdende bevoegdheden. Voor zover dit voor de inning van voornoemde vorderingen noodzakelijk is, cedeert Rabobank deze vorderingen hierdoor aan PMTG Bergharen BV.”.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Voor overdracht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst is schriftelijke toestemming vereist van de wederpartij, die deze toestemming niet op onredelijke gronden zal onthouden.”. Op enig moment is Schaarschehoeve failliet gegaan; op het moment van faillissement had zij, zo stelt PMTG tenminste, op grond van die overeenkomst nog een vordering op Plusenergy. Deze vordering was verpand, zo stelt PMTG, aan de Rabobank tot zekerheid van de vordering van de Rabobank op Schaarschehoeve. PMTG heeft de vordering van de Rabobank op Schaarschehoeve voldaan, als gevolg waarvan die vordering bij wijze van subrogatie - mét het pandrecht - op haar is overgegaan, zo begrijpt het hof haar stellingen. In deze procedure tracht PMTG in conventie primair uit hoofde van die subrogatie de vordering van Schaarschehoeve op Plusenergy te innen. Subsidiair procedeert zij op basis van volmacht en meer subsidiair op basis van cessie (zie proces-verbaal van comparitie in eerste aanleg).
in het bijzonder tot uitoefening van de bevoegdheid tot inning en alle daarmee verband houdende bevoegdheden”, alsmede uit het feit dat in de volmacht ook sprake is van een cessie. De Rabobank kan, als pandhouder, de aan haar verpande vordering immers niet zonder meer cederen (daarvoor dient zij immers de wettelijke bepalingen voor executieverkoop door een pandhouder te volgen), zodat een redelijke uitleg inhoudt dat er sprake is van een lastgeving tot inning op eigen naam. Plusenergy heeft onder 97 MvA nog aangevoerd dat het niet mogelijk is om gedurende een procedure, na het uitbrengen van de dagvaarding, op basis van volmacht te procederen. Dat betoog wordt verworpen. Het miskent dat een lasthebber die in rechte optreedt ten behoeve van een ander (de lastgever), niet gehouden is in de dagvaarding of anderszins te vermelden dat hij ter behartiging van de belangen van een ander optreedt; eerst indien het verweer van de wederpartij daartoe aanleiding geeft, zal de lasthebber moeten stellen en zonodig bewijzen dat hij uit hoofde van lastgeving bevoegd is op eigen naam ten behoeve van de rechthebbende op te treden. Die last kan ook tijdens het geding worden gegeven. Hierop stuit dit verweer af.
Eind 2008, begin 2009 vindt de realisatie plaats van een biogas installatie van 625 kW, waarmee zij ongeveer 4.900 MWh per jaar produceert.”)
.De zinsnede “waarmee zij ongeveer 4.900 MWh per jaar produceert”, is een onjuiste mededeling als bedoeld in art. 6:228 lid 1 sub a BW. Gezien de beperkte subsidie (waarvan Schaarschehoeve wist, zie de brief van 15 juni 2007 van Senternovem, produktie 3 bij cva), was duidelijk dat zij geen 4.900 MWh per jaar zou produceren.