In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, eigenaar van een discotheek in Almere, werd beschuldigd van het voeren van een discriminerend deurbeleid ten aanzien van donker gekleurde mannelijke bezoekers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 19 maart 2011 tot en met 5 april 2011, opzettelijk heeft gediscrimineerd op basis van ras door een beleid te voeren waarbij een beperkt percentage mannelijke allochtonen werd toegelaten tot de discotheek. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte niet was veroordeeld.
Tijdens de zitting op 23 november 2015 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten gehoord, evenals die van de aangever en getuigen. Het hof kwam tot de conclusie dat de verklaringen van de portier en hoofdportier niet geloofwaardig waren, en dat de werkelijke reden voor de weigering van de toegang aan de aangever was gebaseerd op een discriminerend beleid. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.750,-, met een voorwaardelijke hechtenis van vijftien dagen bij gebreke van betaling.
De uitspraak benadrukt de ernst van discriminatie en de impact ervan op de slachtoffers. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat de aard van het delict en de maatschappelijke gevolgen zwaarder wegen. De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijke discriminatie wegens ras, wat in strijd is met de grondbeginselen van gelijkheid en non-discriminatie in de Nederlandse samenleving.