Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
27 november 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.
2.Het geding in hoger beroep
3.Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Art. 332 Rv neemt tot uitgangspunt dat een procedure dient plaats te vinden tussen de partijen uit de vorige instantie. Op het uitgangspunt dat de procespartijen in een volgende instantie dezelfde moeten zijn als in de vorige instantie, geldt een uitzondering in geval van partijwisseling door rechtsopvolging. Voor gevallen waarin de volgende instantie ten onrechte nog op naam van de partij in de vorige instantie aanhangig wordt gemaakt, zijn in de rechtspraak gevallen aanvaard waarin niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft. Bovendien kunnen kennelijke verschrijvingen worden hersteld met toestemming van de wederpartij. De ratio van de deformaliseringstendens die hieraan ten grondslag ligt, is dat fouten en vergissingen niet tot fatale gevolgen behoren te leiden, mits de wederpartij door het herstel hiervan niet onredelijk in haar belangen wordt geschaad. Voorts dient zoveel mogelijk te worden beslist tussen de materieel belanghebbende partijen bij de rechtsbetrekking in geschil.
i. Een procedure in een volgende instantie dient in beginsel plaats te vinden tussen de partijen uit de vorige instantie;
ii. Indien een procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, kan een verschenen partij wijziging verzoeken van haar aanduiding in de procedure op de grond dat een vergissing is begaan in die aanduiding of een partijwisseling heeft plaatsgevonden;
iii. Het verzoek is toewijsbaar, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad (vgl. art. 122 lid 1 Rv);
iv. Indien de wederpartij niet in de door het rechtsmiddel ingeleide procedure is verschenen, beveelt de rechter dat zij wordt opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging uit te laten.
Het ontvankelijkheidsverweer van [geïntimeerde] wordt daarom verworpen. Het hof zal verstaan dat de procedure in hoger beroep wordt gevoerd op naam van [appellante]
4.De procesdossiers
2 e.v. die daarachter zijn gevoegd, zijn de pagina's 2 e.v. van de incidentele conclusie houdende onbevoegdheid/memorie van antwoord van [geïntimeerde].
dinsdag 24 februari 2015voor het aanvullend fourneren van de hierboven opgesomde ontbrekende stukken door [geïntimeerde] en het fourneren van een (volledig) procesdossier door [appellante];