Uitspraak
[appellant],
[geintimeerde/bouwbedrijf],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling in hoger beroep
grief 1is gericht, geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken. Nu [appellant] bestrijdt dat woningen aan [naam straat 2] in juni 2011 zijn opgeleverd en [geintimeerde/bouwbedrijf] dit verder niet onderbouwt, staat dit dus niet vast. In zoverre slaagt deze grief.
- ontwerptekening overgenomen/copie;
- ontwerptekening gewijzigd;
- geen vermelding naam ontwerp Orion;
- afbeelding van ontwerp/gevels gemaakt en gepubliceerd op internet: op eigen website maar ook bij andere providers;
- bouwbord bij werk;
- verkoopbrochure;
- geen vermelding naam rechthebbende bij ontwerp en afbeelding".
grieven 2 tot en met 10bestrijden alle, vanuit verschillende invalshoeken, het oordeel van de voorzieningenrechter dat het ontwerp voor de twee-onder-een-kapwoningen aan [naam straat 2] te [naam gemeente] geen inbreuk maakt op het auteursrecht van [appellant] op het oorspronkelijk ontwerp voor de twee-onder-een-kapwoning Orion (Orion I) en de wijzigingen daarop (Orion II) en dat er dus geen dwangsommen zijn verbeurd. Het hof zal de grieven, net als partijen, tezamen bespreken, onder de volgende onderwerpen.
NJ1964, 445, HR 5 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8183 en
HR 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5238).
14 september 2010 opgenomen verbod. Dit verbod betreft een algemeen verbod om inbreuk te maken op de aan [appellant] toekomende auteursrechten op de twee-onder-een-kapwoning Orion (I en II). Het verbod is door het hof in de hoofdzaak als onvoldoende weersproken toegewezen. Ook de inbreuk zelf is geen onderwerp van een inhoudelijk debat geweest.
Door [geintimeerde/bouwbedrijf] is niet bestreden dat Orion (I en II) een werk is in de zin van de artikel 2 van de Auteurswet en dat zij het ontwerp heeft gebruikt voor de woningen aan het [naam straat] te [naam gemeente] . Over de auteursrechtelijke beschermingsomvang van Orion (I en II) is in de hoofdzaak niet inhoudelijk gedebatteerd omdat het daarin uitsluitend ging om de vraag of [geintimeerde/bouwbedrijf] op grond van haar samenwerking met [appellant] het recht had het ontwerp voor Orion zonder toestemming van [appellant] te gebruiken voor de woningen aan het [naam straat] . Dit debat dient, in het kader van de in dit executiegeding te beantwoorden inbreukvraag, alsnog te worden gevoerd. Door dit debat toe te staan, is de voorzieningenrechter - anders dan [appellant] in zijn memorie van grieven onder randnummer 25 betoogt - binnen de hiervoor onder 3.7 beschreven kaders gebleven. Bij de beoordeling van de inbreukvraag is de voorzieningenrechter er immers vanuit gegaan dat Orion (I en II) auteursrechtelijke bescherming geniet en heeft zij de rechtsverhouding dus niet - zoals [appellant] ten onrechte stelt - opnieuw beoordeeld.
[appellant] onder
grief 2betoogt, in beginsel niet van belang, tenzij het auteursrechtelijke beschermde trekken van Orion (I en II) betreft. Dit betekent echter niet dat bij de beoordeling of er dwangsommen zijn verbeurd de woningen aan het [naam straat] in het geheel niet van belang zijn. Indien de woningen aan [naam straat 2] kopieën zijn van of een grote gelijkenis tonen met de woningen aan het [naam straat] , zoals [appellant] stelt en [geintimeerde/bouwbedrijf] betwist, dan kan immers in ernst niet worden betwijfeld dat zij ook onder het inbreukverbod vallen.
grief 3tevergeefs opkomt, dat de woningen aan [naam straat 2] de vruchten zijn van bewuste of onbewuste ontlening en dus inbreuk maken op de auteursrechten van [appellant] . Voor het aannemen van een auteursrechtinbreuk is namelijk een mate van overeenstemming vereist die van zodanige aard en omvang is dat, indien het bedoelde vermoeden niet wordt ontzenuwd, moet worden geoordeeld dat sprake is van een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin (vgl. HR 29 november 2011, ECLI:NL:HR:2002:AE8456).
i) de afwijkende voorgevel; geen steen maar glas tot aan de grond, ii) het gebruik van een andere steensoort, iii) het gebruik van afwijkende kleuren, iv) het ontbreken van het voor Orion kenmerkende toiletraampje, v) de afwijkende luifel boven de voordeur, vi), de afwijkende situering van het keukenblok en vii) de andere inrichting van de badkamer.
Door deze verschillen zijn de woningen aan [naam straat 2] , anders dan [appellant] onder randnummer 24 van zijn memorie van grieven stelt, niet te beschouwen als kopieën van de woningen aan het [naam straat] . De door [appellant] in zijn memorie van grieven onder randnummer 41 opgenoemde punten van overeenstemming, maken niet dit niet anders. Daartoe is het volgende redengevend.
- vormindeling en maatvoering, in het bijzonder de breedte van de tuingerichte kamer en de positionering van de toilet in de hoek van de woning,
- positionering raamopeningen en muurdammen,
- de tussendorpels in de kozijnen op de eerste verdieping,
- maatvoering van de erker (doorlopend met fors overstek),
- handhaving van een luifel boven de voordeur,
- de uitvoering van de garagemuur in baksteen,
- de vierzijdige schild, en
- de horizontale lijnen in de gevel.
Grief 6,die inhoudt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat de totaalindruk verschillend is en
grief 7, die gericht is tegen de conclusie van de voorzieningenrechter dat er, kort gezegd, onvoldoende auteursrechtelijke trekken zijn overgenomen, falen dus. De
grieven 4 en 5, die beide klagen over het door de voorzieningenrechter gehanteerde toetsingskader, behoeven gelet op het vooroverwogene geen bespreking meer.
grief 9ziet) niet toe. Dat [geintimeerde/bouwbedrijf] bij de ontwikkeling van de woningen aan [naam straat 2] heeft gekozen voor woningen met dezelfde (30-er jaren) uitstraling als de nieuwbouw aan het [naam straat] , is vanwege het ontbreken van auteursrechtelijke relevante overeenstemming niet van belang. De daarop betrekking hebbende
grief 8faalt.
Grief 10 faalt. De vraag of de dwangsommen zijn verjaard behoeft in het kader van dit executiegeschil dus niet te worden beantwoord.
stelt daarnaast dat de kostenopgave niet voldoende gedetailleerd is (de uurtarieven ontbreken deels) en dat de inzet van drie advocaten gelet op de omvang en de complexiteit van de zaak redelijk noch evenredig is.
€ 32.381,- worden afgetrokken, resteert een bedrag dat het geïndiceerde bedrag van
€ 15.000,- voor een "overige zaak" overschrijdt zodat het toegewezen bedrag van € 15.000,- zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet als onredelijk en onevenredig kan worden beschouwd. De grief faalt.