Uitspraak
[appellant 1],
[geïntimeerde],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde],
Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
- een akte nadere uitlating van [appellant 1] ,
- een akte nadere uitlating van [geïntimeerde 2] ,
3.De feitenIn beide zaken
"
ART 02HET WERK:1. De opdrachtgever geeft hierbij opdracht aan [appellant 1] bv welke hierbij alle voorwaarden en conditie heeft aanvaardt, voor het uitvoeren van de hieronder genoemde werkzaamheden welke zijn omschreven in de bestek en voorwaarden onder de nummers.
Besteknummer : 06-17PC-nummer bestek : 07-05-2007Datum bestek : 13-07-2007Onderdeel : Beglazing.PAR-nummer : 34.(…)
ART 20DE PRIJS:Aanneemsom excl-btw : E. 152.000,--(…)"
In het bestek werd HR++ dubbel gelaagd glas voorgeschreven. Na de totstandkoming van de overeenkomst heeft [naam] in de showroom van [geïntimeerde 2] de tint van de beglazing bepaald.
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanlegIn de zaak met nummer 200.132.317/01
"de gedaagde te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om tegen kwijting aan eiser te betalen de terzake voorgeschreven verschuldigde som groot € 8205,25, vermeerderd met de gevorderde rente, te weten handelsvertragingsrente, over een bedrag van € 6896,05 vanaf heden tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris voor de gemachtigden van eiser daaronder begrepen."
"- Gedaagde te veroordelen na verrekening van de openstaande vorderingen over en weer aan eiseres te betalen een bedrag ad € 5.315,--;
- Gedaagde te veroordelen de door haar geleverde en gemonteerde elf ruiten met een thermische breuk te vervangen door elf ruiten van gelaagd hard glas binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis onder verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,-- per dag dat gedaagde daarin nalatig is;
- Gedaagde te veroordelen om de door haar geleverde en aangebrachte beglazing waarin toekomstige thermische breuken zich voordoen, dat wil zeggen breuken die zijn ontstaan na 1 april 2012, te vervangen binnen één week nadat zij daar van eiseres via aangetekend schrijven bericht heeft ontvangen van de aanwezigheid van een thermische breuk, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat gedaagde daarin nalatig is.
- Gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 700,-
- Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure;"
In de zaak met nummer 200.132.318/01
"de gedaagde te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om tegen kwijting aan eiser te betalen de terzake voorgeschreven verschuldigde som groot € 2787,27, vermeerderd met de gevorderde rente, te weten handelsvertragingsrente, over een bedrag van € 2094,75 vanaf heden tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure een bedrag aan salaris voor de gemachtigden van eiser daaronder begrepen."
"- Gedaagde te veroordelen na verrekening van de openstaande vorderingen over en weer aan eiseres te betalen een bedrag ad € 5.315,--;
- Gedaagde te veroordelen de door haar geleverde en gemonteerde elf ruiten met een thermische breuk te vervangen door elf ruiten van gelaagd hard glas binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis onder verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,-- per dag dat gedaagde daarin nalatig is;
- Gedaagde te veroordelen om de door haar geleverde en aangebrachte beglazing waarin toekomstige thermische breuken zich voordoen, dat wil zeggen breuken die zijn ontstaan na 1 april 2012, te vervangen binnen één week nadat zij daar van eiseres via aangetekend schrijven bericht heeft ontvangen van de aanwezigheid van een thermische breuk, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat gedaagde daarin nalatig is.
- Gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 700,-
- Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure;"
In beide zaken
Uitleg van de vordering van [appellant 1]
6.Met betrekking tot de grievenIn beide zakenWie is contractspartij?
Vooropgesteld wordt dat in de opdrachtbevestiging d.d. 29 mei 2008 [appellant 1] als "opdrachtnemer" wordt aangeduid; de naam van [geïntimeerde 2] komt daarin niet voor. Voor het antwoord op de vraag of [geïntimeerde 2] desalniettemin als medecontractspartij moet worden aangemerkt, is beslissend hetgeen [geïntimeerde 2] in de persoon van de heren [naam] sr. en jr. enerzijds en [geïntimeerde] in de persoon van [naam] anderzijds daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (vergelijk HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:AC1877; Stolte/Schiphoff/Kribbenbijter).
Hierbij neemt het hof de volgende omstandigheden in aanmerking:
- de aan de overeenkomst voorafgaande onderhandelingen werden gevoerd door [naam] sr. en jr. die (destijds) bestuurders waren van zowel [appellant 1] als [geïntimeerde 2] ;
- de overeenkomst strekte zowel tot levering (verzorgd door [geïntimeerde 2] ) als tot plaatsing van de beglazing (verzorgd door [appellant 1] ).
Tegenover deze omstandigheden staat het volgende.
Tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft de advocaat van [geïntimeerde] verklaard dat zijn cliënt verbaasd was dat er naast de procedure van [appellant 1] nog een procedure van [geïntimeerde 2] was, nu er alleen een opdrachtbevestiging is van [naam] aan [appellant 1] . Hieruit leidt het hof af dat [geïntimeerde] niet in de veronderstelling verkeerde dat [geïntimeerde 2] haar medecontractspartij was. In hoger beroep betoogt [geïntimeerde] dat het er alle schijn van heeft dat waar [appellant 1] in onderaanneming de opdracht kreeg, [appellant 1] [geïntimeerde 2] heeft ingeschakeld (zie de memorie van antwoord onder 10).
Naar het oordeel van het hof leiden de stellingen van [geïntimeerde] tot de conclusie dat zij niet heeft aangenomen dan wel redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [geïntimeerde 2] medecontractspartij was.
In de zaak tussen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde] (200.132.318/01)
In de zaak tussen [appellant 1] en [geïntimeerde] (200.132.317/01)Schending waarschuwingsplicht?
Artikel 7:760 lid 3 BW bepaalt (onder meer) dat indien de ondeugdelijke uitvoering van het werk te wijten is aan door de opdrachtgever verstrekte uitvoeringsvoorschriften, de gevolgen voor rekening van de opdrachtgever komen, voor zover de aannemer niet zijn in artikel 7:754 BW bedoelde waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins met betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid tekort is geschoten.
"De aannemer is bij het aangaan of
bij het uitvoeren van de overeenkomstverplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of
uitvoeringsvoorschriften."
De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant 1] krachtens artikel 7:754 BW [geïntimeerde] had moeten waarschuwen voor het risico van thermische breukvorming bij getint HR++ dubbel gelaagd glas (rechtsoverweging 4.5 van het tussenvonnis d.d. 7 november 2012). Daarvan uitgaande heeft de kantonrechter [appellant 1] opgedragen te bewijzen dat zij, zoals zij stelde, aan deze waarschuwingsplicht heeft voldaan. Deze bewijslastverdeling is niet met een grief bestreden, zodat het hof hiervan zal uitgaan.
Grief IIIhoudt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de enkele deskundigheid van de opdrachtgever ( [naam] ) de waarschuwingsplicht van [appellant 1] niet heeft doen vervallen.
Grief Vhoudt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant 1] niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
Vaststaat dat in het bestek HR++ dubbel gelaagd glas was voorgeschreven en dat de overeenkomst strekte tot plaatsing van beglazing zoals omschreven in het bestek. Voorts staat vast dat de kleur van de beglazing nadien in de
uitvoeringsfaseis bepaald door [geïntimeerde] (in de persoon van [naam] ). Voorts is tussen partijen niet in geschil:
- dat als gevolg van de energieabsorptie bij bepaalde (donkere) kleuren HR++ dubbel gelaagd glas bij 'slagschaduw' een verhoogd risico op thermische breukvorming geeft;
- dat in casu sprake was van slagschaduw als gevolg van een rij bomen die zich vóór het desbetreffende gebouw bevond;
- dat het risico van thermische breukvorming had kunnen worden verkleind door het plaatsen van gehard glas in plaats van HR++ dubbel gelaagd glas.
Vooropgesteld wordt dat [naam] ( [naam] jr.) als directeur van [appellant 1] als partijgetuige dient te worden aangemerkt, voor wie de beperking van artikel 164 lid 2 Rv geldt. Deze beperking houdt in dat met betrekking tot de feiten die dienen te worden bewezen door de partij die de verklaring heeft afgelegd, aan die verklaring slechts bewijs ten voordele van die partij kan worden ontleend, indien aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken.
[naam] ( [naam] sr.) geldt niet als partijgetuige in de zin van artikel 164 lid 2 Rv, nu hij tijdens het afleggen van zijn getuigenverklaring geen directeur meer was van [appellant 1] . Dit neemt niet weg dat het hof bij de waardering van de getuigenverklaring van [naam] rekening zal houden met het feit dat hij belang kan hebben bij de uitkomst van de zaak, temeer nu hij heeft verklaard dat hij nog 'geld heeft zitten' in [appellant 1] .
"(…) Mijn vader die ook bij dat gesprek aanwezig was heeft aangegeven dat hoe donkerder de tint van het glas hoe groter de kans op thermische breukvorming zou zijn. Mijn vader zei dat tegen [naam] . [naam] zei toen dat het moest gebeuren zoals het in het bestek stond omdat het anders te duur zou worden. Daarna is er niet meer over dit onderwerp gesproken. (…)Er zijn destijds breuken in drie ruiten geweest. Toen is nogmaals gezegd dat het verstandiger zou zijn om de ruiten te harden. De verzekeraar had toen echter al haar goedkeuring gegeven voor vervanging van de ruiten. Dit was toen ook de reactie van [naam] : de verzekeraar heeft haar akkoord al gegeven. Na de tweede melding van thermische breukvorming hebben we opnieuw ruiten besteld maar toen kregen we de mededeling dat de verzekeraar niet wilde betalen."[naam] (sr.) heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
"(…) Er werd toen onder meer bekeken welke kleur het glas moest hebben. Ik heb toen gezegd als je teveel naar donker gaat dan bestaat er de kans op thermische breukvorming. [naam] zei toen tegen mij dat niet werd gekozen voor gehard glas omdat dat te duur was en te lang duurde. Ik ben toen niet weer daarover begonnen. Toen eenmaal breukvorming was opgetreden is opnieuw gewezen op de mogelijkheid van thermische breukvorming maar toen zei [naam] dat hij het wel weer bij de verzekering zou proberen. (…)"[naam] heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
"Ik heb geen verstand van gelaagd of gehard glas en ben met het bestek en andere gegevens naar [geïntimeerde 2] gegaan. Daar is gesproken over ondermeer de kleur van het te plaatsen glas en is daaromtrent een keuze gemaakt. Op het bedrijf zijn de juiste kleuren gezocht bij het voorstel van de architect. We hebben ook over HR++ glas gesproken. Dat dit glas geplaatst zou worden stond in het bestek. Er is op geen moment tijdens dat gesprek gesproken over thermische breukvorming: ik ben daarvoor niet gewaarschuwd. Wel is gesproken over het risico van doorval. Het ging over ruiten die bij een trap werden geplaatst. Als doorval beveiliging wordt dan gekozen voor een trapleuning of gelaagd glas.(…)Er zijn op enig moment twee ruiten geweest die thermische breukvorming vertoonden, dit is vervolgens op advies van [geïntimeerde 2] bij de verzekering geclaimd. Ook toen is niet geadviseerd om gehard glas te plaatsen. Pas toen opnieuw ruiten breukvorming vertoonden werd dit genoemd."
"(…) Tijdens het uitzoeken van de kleuren bij [appellant 1] op basis van de 'driekleurentekening van de architect' is door [geïntimeerde 2] nimmer op het risico van een thermische breuk gewezen.Er is door [appellant 1] slechts gewezen op de kans op een breuk bij donkere beglazing. [appellant 1] heeft niet gewaarschuwd dat er bij de door [geïntimeerde] uitgezochte beglazing sprake zou zijn van de kans op een breuk.[naam] was in deze niet deskundig en liet zich leiden door het ook aan [appellant 1] verstrekte bestek."
grieven II en Vtreffen derhalve doel.
De grondslag voor de vordering in reconventie is een door [geïntimeerde] gestelde tekortkoming aan de zijde van [appellant 1] . Aangezien het hof hiervoor heeft geoordeeld dat geen sprake is van een tekortkoming door [appellant 1] , terwijl [geïntimeerde] deze vordering niet anderszins heeft onderbouwd, is deze grondslag ondeugdelijk.
(tarief I)
De beslissing