Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster, verder te noemen: de pleegmoeder,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.4. De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Nu het verzoekschrift van de GI op 23 januari 2015 bij de rechtbank is ingediend gelden de nieuwe bepalingen.
Ingevolge lid 2 van dit artikel wordt de toestemming door de kinderrechter op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
5.4 Het hof is op grond van het vorenstaande met de GI van oordeel dat tegen een beschikking op grond van artikel 1:265i BW geen hoger beroep kan worden ingesteld en dat de pleegmoeder dientengevolge niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank van 23 februari 2015. De pleegmoeder kan worden toegegeven dat de redactie van artikel 807 Rv met betrekking tot de appellabiliteit van beslissingen op grond van de artikelen 1: 265a BW tot en met 1: 265k BW niet consistent is. Uitzondering op de uitsluiting van het hoger beroep van beslissingen op grond van artikel 1: 265f BW heeft alleen betekenis, als onder de vermelding van artikel 1:265 BW in artikel 807 Rv ook de opvolgende artikelen 1:265a e.v. BW worden gelezen. Steun voor deze lezing van
6.De beslissing
T.M. Blankestijn, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 8 oktober 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.